Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4683/GB, 4 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4683/GB

Betreft: [klager] datum: 4 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.F.A. Notenboom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het penitentiaire psychiatrisch centrum (p.p.c.) Scheveningen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 september 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Op 23 oktober 2014 is hij overgeplaatst naar het p.p.c. Scheveningen, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat hij geen bijzondere verzorging nodig heeft en er nimmer sprake is geweest van psychische problematiek. Daarnaast stelt klager dat de gedragsdeskundige buiten zijn deskundigheid is getreden door te adviseren omtrent plaatsing in een
p.p.c.
De bestreden beslissing is ten slotte onvoldoende gemotiveerd nu niet is aangegeven op welke gronden beoordeeld is dat klager bijzondere specialistische zorg zou behoeven

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing in reactie op het beroep als volgt toegelicht.
De psycholoog in het detentiecentrum heeft gemeend dat er wel een indicatie voor plaatsing in het p.p.c. aanwezig was. Er werd aangegeven dat de belevingen van klager niet in de werkelijkheid zijn. Klager is door de psychiater op de hoogte gesteld van
het verzoek tot plaatsing in het p.p.c. en is daarmee akkoord gegaan. Dat hij dat nu niet meer weet, kan te maken hebben met zijn verwardheid. Uit informatie van het p.p.c. blijkt dat klager op een afdeling met zorgniveau 2 verblijft.
Naast de zorg die klager nodig heeft en die in een reguliere gevangenis niet geboden kan worden, wordt er gewerkt aan een nazorgtraject. Klager gaat op 23 februari 2015 met ontslag. Er is nog niet bekend over hoe dit nazorgtraject er uit gaat zien. De
p.p.c. indicatie is momenteel nog aanwezig.

4. De beoordeling
4.1. Het p.p.c. Scheveningen is een gevangenis voor mannen met een regime van individuele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de door de inrichtingspsycholoog over zijn persoonlijkheid verstrekte gegevens, vooralsnog in aanmerking komt voor plaatsing in een
p.p.c.. Op grond van de aangeleverde informatie, het onderzoek door de GZ-psycholoog en diens indicatiestelling voor het p.p.c. kan worden geconcludeerd dat klager thans een zorgbehoefte heeft die in een p.p.c. geboden kan worden. De beroepscommissie
laat bij haar oordeel de akkoordverklaring van klager buiten beschouwing, nu de GZ-psycholoog constateert dat klager te verward is om goed antwoord te kunnen geven.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 4 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven