Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4601/GA (tussenbeslissing), 5 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4601/GA (tussenbeslissing)

betreft: [klager] datum: 5 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.M.G. Wolffs om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 2 oktober 2014 tot afwijzing van klagers verzoek om verlof.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft op 5 oktober 2014 op aanraden van het personeel een sprekersbriefje ingevuld voor de Commissie van
Toezicht. Een lid van de Commissie van Toezicht is pas op 30 oktober 2014 bij klager langs geweest. Hij heeft klager verzekerd dat zijn beklag in behandeling zal worden genomen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat het beklag is gericht tegen een beslissing van 2 oktober 2014 en de klacht pas op 30 oktober 2014 is ingediend. De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat
klager op 6 oktober 2014 een sprekersbriefje heeft ingevuld, dat op 8 oktober 2014 is ontvangen, waarin hij aangeeft dat hij een gesprek met de Commissie van Toezicht wil omdat hij zijn beklag wil doen over de afwijzing van zijn verlofaanvraag. Nu
klager in het sprekersbriefje aangeeft dat hij zijn beklag wil doen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter het sprekersbriefje van 6 oktober 2014 als klaagschrift had dienen aan te merken en het beklag inhoudelijk had dienen te
behandelen. Klager is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.
De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Gelet op de vernietiging van de uitspraak van de beklagrechter komt het beklag in aanmerking voor inhoudelijke behandeling door de beroepscommissie. Alvorens hiertoe over te gaan zal de secretaris van de beroepscommissie bij klagers raadsvrouw
informeren of klager nog belang heeft bij voortzetting van de procedure.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag.
Het beklag komt in aanmerking voor inhoudelijke behandeling door de beroepscommissie. Alvorens hiertoe over te gaan zal de secretaris van de beroepscommissie bij klagers raadsvrouw informeren of klager nog belang heeft bij voortzetting van de
procedure.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven