Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0870/TP, 27 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/870/TP

betreft: [klager] datum: 27 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 26 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 11 april 2002 van de Minister van Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister van Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, eerste en vierde lid Bvt juncto artikel 58, vijfde lid Bvt dient het beroepschrift tegen een beslissing tot verlenging van de passantentermijn uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van hetafschrift van die beslissing te worden ingediend. Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van deindiener van het beroep kon worden verlangd.
Aan de beroepscommissie is namens de Minister bericht dat het afschrift van de bestreden beslissing aan klager is uitgereikt door een functionaris van het Bureau Selectie- en Detentiebegeleiding (BSD) van het huis van bewaringArnhem Zuid te Arnhem, waarbij als datum van uitreiking door het BSD is geregistreerd 16 april 2002. De enkele mededeling van klager aan zijn raadsman dat uitreiking plaatshad op 22 april 2002 vormt voor beroepscommissie onvoldoendereden te twijfelen aan de registratie door het BSD. Het beroepschrift dateert van 26 april 2002 en is op deze datum ontvangen op het secretariaat van de Raad. Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld.Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van klager kon worden verlangd. Klager kan derhalve niet in zijn beroep wordenontvangen.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 27 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven