Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4344/JA, 19 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4344/JA

betreft: [klager] datum: 19 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 oktober 2014 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2015, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, gehoord.
De directeur van de j.j.i. Den Hey-Acker is niet ter zitting verschenen.
Van de zijde van het secretariaat van de Raad was als toehoorder aanwezig mw. Drs. Y. van der Kruit.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag -zoals weergegeven in de bestreden beslissing- betreft het opleggen van een straf- of ordemaatregel, wegens vermoeden van afpersing, bedreiging en onder druk zetten van een andere jeugdige op 17 januari 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij werd uit de klas gehaald omdat hij iemand zou hebben afgeperst. De docent gaf aan dat hij niet had gezien dat klager zou hebben afgeperst, dit zou de
docent ook doorgeven aan de groepsleiding. Klager heeft een week in de opvang gezeten, terwijl na korte tijd al duidelijk was dat hij er niets mee te maken had.
Klager heeft een brief van de politie gekregen dat de zaak geseponeerd is.
In het plafond bij klagers kamer zou een trainingsbroek zijn aangetroffen en dit werd klager aangerekend.

Klagers raadsman heeft daaraan nog toegevoegd dat het argument van de trainingsbroek in deze zaak is verwerkt, terwijl dit in deze zaak helemaal niet aan de orde was.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de beroepscommissie af dat, ofschoon dit in de stukken van de directeur niet eenduidig is aangegeven, er sprake is van het opleggen van een ordemaatregel.
Verder is gebleken dat ten aanzien van klager sprake was van verdenking van afpersing, bedreiging en het onder druk zetten van een andere jongere. Om de aantijgingen te onderzoeken en mogelijke beïnvloeding te voorkomen is klager in de opvang
geplaatst. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de beslissing van de directeur om klager ter zake een ordemaatregel van afzondering in een andere verblijfsruimte dan de eigen verblijfsruimte op te leggen teneinde de situatie nader te
onderzoeken, niet als onredelijk of onbillijk of disproportioneel worden aangemerkt. Wel wordt opgemerkt dat de duur van de maatregel, vier dagen, in dit verband onnodig wordt geacht, te meer nu niet is onderbouwd wat er gedurende al die dagen aan
onderzoek is verricht. De beroepscommissie acht een periode van twee dagen in dit geval toereikend.
Dat de maatregel langer dan de vier dagen heeft geduurd, zoals door klager wordt gesteld, vindt geen steun in de overgelegde stukken en is ook overigens niet aannemelijk gemaakt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom ten aanzien van de oplegging van de maatregel voor de duur van twee dagen niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie zal dienaangaande worden bevestigd.
Nu gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de maatregel niet langer dan twee dagen had hoeven duren verklaart de beroepscommissie het beroep, voor zover gericht tegen de maatregel voor zover deze langer dan twee dagen heeft geduurd, gegrond.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager de na te noemen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de opgelegde maatregel en de duur van twee dagen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de maatregel de termijn van twee dagen overschreden heeft, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag ten aanzien van dat onderdeel alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van
€ 20,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 19 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven