Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4634/GV, 16 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4634/GV

betreft: [klager] datum: 16 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Aan klager is bij beslissing van 20 november 2014 een strafonderbreking voor de duur van 56 dagen verleend, vanaf 8 december 2014. Klager is verplicht gedurende deze
strafonderbreking in het weekend op zijn huisadres te verblijven en op doordeweekse dagen in de revalidatiekliniek. In een separate aanvraag heeft klager verzocht om strafonderbreking voor het weekend van 5 tot en met 7 december 2014, het weekend
voorafgaand aan de reeds toegekende strafonderbreking, om het gezinsweekend van de kliniek waar klagers dochter verblijft vanwege haar diabetes te kunnen bijwonen. De Staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat klager in de nabije toekomst geen
deel uitmaakt van het gezin en gezinsleven. Klager deelt deze mening niet. Hij dient immers gedurende de 56 dagen durende strafonderbreking de weekenden thuis, bij zijn gezin, door te brengen. Voorts bestrijdt hij dat hij geen deel uitmaakt van het
gezin. Ondanks zijn detentie vormt hij samen met zijn vrouw en kinderen nog steeds een gezin. Klager zal de komende weekenden worden geconfronteerd met zijn dochter die dan net terug zal zijn van haar klinische opname in de diabeteskliniek en klager
weet dan niet hoe hij moet omgaan met hetgeen haar in de kliniek is geleerd. Ook kan hij nu niet na zijn strafonderbreking telefonisch bijstand verlenen. Klager is dan ook van mening dat zijn persoonlijk belang zwaarder weegt dan het maatschappelijk
belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf. De tenuitvoerlegging wordt immers door de toegezegde strafonderbreking al verstoord. Klager verzoekt om een tegemoetkoming nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer
ongedaan gemaakt kunnen worden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De Staatssecretaris twijfelt niet aan de noodzaak van het bijwonen van het gezinsweekend door gezinsleden die in de nabije toekomst deel uitmaken van
het gezin en ook deelnemen aan het gezinsleven en de dagelijkse opvoeding. Daar hoort klager volgens de Staatssecretaris, gelet op de duur van zijn detentie, vooralsnog echter niet bij. Klager verblijft in detentie en maakt dan ook geen deel uit van
het
gezinsleven. Zijn strafrestant bedraagt nog ruim twee jaar en daarna dient hij eventueel nog 365 dagen subsidiaire hechtenis te ondergaan. Aan klager is, onder strenge voorwaarden, een strafonderbreking verleend in het belang van zijn gezondheid. De
voorwaarden zijn opgelegd, omdat klager in 2013 heeft laten zien dat hij niet met de hem toevertrouwde vrijheden kan omgaan. Hij heeft zich onttrokken aan zijn detentie voor een periode van ruim drie maanden. Gelet op de recent aan klager verleende
strafonderbreking in verband met zijn revalidatie zal de einddatum van zijn detentie nog acht weken opschuiven. Nu klager niet de dagelijkse opvoeder is van zijn dochter en de noodzaak voor zijn aanwezigheid bij dit weekend niet is aangetoond, is het
verzoek afgewezen. Voorts heeft klager op geen enkele wijze aangetoond wanneer de klinische opname van zijn dochter zal worden beëindigd en zij weer thuis zal zijn. Klagers verzoek is conform artikel 4, sub d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg te Scheveningen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager zich binnenkort weer in de inrichting moet melden en hij nog een lang strafrestant heeft.
De advocaat-generaal heeft geen bezwaar.
De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zeven maanden met aftrek, wegens witwassen, deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Aansluitend dient hij een
gevangenisstraf van 28 maanden en 24 dagen te ondergaan. De v.i.-datum is gesteld op 26 februari 2017. Daarop aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 365 dagen te ondergaan.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager
heeft verzocht om strafonderbreking in het weekend van 5 tot en met 7 december 2014, voorafgaand aan een reeds aan hem verleende strafonderbreking, in verband met een gezinsweekend in het kader van het behandelprogramma van zijn dochter die bekend is
met diabetes type 1. Volgens de door klager verstrekte informatie vormt het gezinssysteem een belangrijk onderdeel van het behandelprogramma om verbetering te krijgen in de diabeteszelfzorgsituatie. Het gezinsweekend is een aanzet om thuis samen een
nieuwe start te kunnen maken.

Gelet op het feit dat klager nog minimaal twee jaar gedetineerd zal zijn, ziet de beroepscommissie onvoldoende noodzaak voor toewijzing van klagers verzoek mede in het licht van de hem onlangs verleende strafonderbreking. De beslissing van de
Staatssecretaris kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven