Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1784/GV, 26 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1784/GV

betreft: [klager] datum: 26 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 30 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.A.Appelman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 augustus 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager voldoet aan de voorwaarden om voor verlof in aanmerking te komen. Gesteld wordtdat er sprake zou zijn van recidivegevaar maar dit is volgens klager geheel ongegrond. Klager heeft in zijn verlofaanvraag aangegeven dat hij zijn verlof niet wil doorbrengen in Amsterdam maar bij zijn vrouw in Capelle aan denIJssel. Zijn vrouw heeft middels twee brieven aangegeven dat klager tijdens zijn verlof bij haar kan verblijven. Het feit dat het delict waarvoor klager thans in detentie verblijft in een proeftijd is begaan is al meegewogen in destrafmaat. Gelet op klagers terugkeer naar de maatschappij is het voor klager van groot belang om aanspraak te kunnen maken op verlof. De penitentiaire inrichting (p.i.) heeft positief geadviseerd terzake van verlofverlening. Klagerheeft wel aanmerkingen op de mededeling dat hij zogenaamd buitenproportioneel zou reageren op conflicten en weet niet wat hij daarmee aan moet. De conclusie van het afdelingshoofd dat hij slechts over een gebrekkigeagressieregulatie beschikt is voorbarig. Het negatieve advies van de politie wordt ten onrechte overgewaardeerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek wordt niet voor inwilliging vatbaar geacht omdat gezien de beschikbare informatie er geen enkel vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Weliswaar adviseert de inrichting positief maar maakt daarnaast meldingvan het feit dat klager buitenproportioneel kan reageren op conflicten. De politie adviseert geen verlof te verlenen op grond van ernstig recidivegevaar. Het huidige delict vond plaats in de proeftijd en gelet op klagers gebrekkigeagressieregulatie wordt het absoluut onverantwoord geacht om aan hem verlof te verlenen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Flevoland, locatie Lelystad, heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening onder voorwaarde dat klager geen contact zoekt met het slachtoffer.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft na een ingesteld onderzoek het advies gegeven om aan klager geen verlof te verlenen in verband met ernstig gevaar voor recidive mede gezien het gewelddadige verleden van klager. Tevens bestaat ergevaar voor verstoring van de openbare orde en veiligheid.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek, wegens poging doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 maart 2003. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eersteverlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten. Terwijl hij in de proeftijd liep van een veroordeling voor een dergelijk feit heeft hij een poging tot doodslag gepleegd en is hiervoorveroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Gelet hierop is er ernstig gevaar voor recidive tijdens het verlof aanwezig. Voorts blijkt uit de rapportage van de p.i. dat klager buitenproportioneel op conflicten kan reageren.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en e. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 september 2002

secretaris voorzitter

Naar boven