Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0910/GM, 6 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:06-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/910/GM

betreft: [klager] datum: 6 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 1 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 22 april 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2002, gehouden in De Leuvense Poort te ‘s-Hertogenbosch, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan voornoemd h.v.b. is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 4 maart 2002, betreft het feit dat klager ondanks zijn nekklachten niet langer arbeidsongeschikt wordt verklaard.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Als gevolg van een aanrijding met een transportbusje van de Dienst Vervoer en Ondersteuning op 12 december 2001 heeft klager nekklachten. Dientengevolge is hij gedurende twee maanden arbeidsongeschikt verklaard. Sinds zijnoverplaatsing naar unit 1 wordt hij weer geschikt geacht om te werken, omdat er op de röntgenfoto’s niets te zien zou zijn en de inrichtingsarts zijn klachten niet serieus neemt. Klager heeft last van duizelingen en van zijn nek enonderrug. Hij wil dat er ook een foto van zijn hoofd/hersenen wordt gemaakt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Op röntgenfoto’s d.d. 13 februari 2002 van klagers halswervelkolom zijn geen afwijkingen te zien. De inrichtingsarts acht klager derhalve in staat celwerk te verrichten. Hem is fysiotherapie voorgeschreven, welke behandeling klagerniet wil ondergaan.
Op 5 april heeft de inrichtingsarts klager weer bezocht en geconstateerd dat zijn nek soepeler wordt. Voorts is klager nog nader geïnformeerd met betrekking tot de aard van een ‘whiplash’-aandoening. Er is geen aanleiding om verderonderzoek te verrichten.

3. De beoordeling
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Immers, deinrichtingsarts heeft zich gebaseerd op de beschikbare röntgenfoto’s waarop geen afwijkingen zichtbaar waren, en de toestand waarin klager op dat moment verkeerde. Op basis van de combinatie van gegevens en constatering is deinrichtingsarts adequaat opgetreden door klager fysiotherapie voor te schrijven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 06 september 2002

secretaris voorzitter

Naar boven