Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3185/GB, 8 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3185/GB

Betreft: [klager] datum: 8 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 augustus 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 16 juni 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft zich beroepen op de weigeringsgronden van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Bij een verzoek tot plaatsing in een b.b.i. dienen de criteria van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
van gedetineerden (hierna: de Regeling) te worden toegepast. Hierom dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De criteria voor plaatsing in een b.b.i. staan in artikel 3, eerste lid, van de Regeling. Klager voldoet aan alle genoemde criteria.
Daarnaast is geen van de weigeringsgronden als genoemd in artikel 3, tweede lid, van de Regeling van toepassing op klager. Het verzoek is afgewezen wegens het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM). Het OM stelt dat de aard, ernst,
heftigheid
van het gepleegde delict en het slachtofferbelang zich verzet tegen fasering. Dit is op geen enkele wijze nader gemotiveerd. Volgens de Pbw en de Regeling is het uitgangspunt dat detentiefasering zal plaatsvinden. Slechts wegens specifieke voor klager
geldende omstandigheden zou hiervan kunnen worden afgezien. Hiervan is bij klager geen sprake. Alle overige instanties, politie Twente, Terugdringen Recidive en het Multidisciplinair Overleg (MDO) van de locatie Zwolle Zuid 1 hebben in beginsel geen
bezwaar tegen fasering, maar sluiten zich toch aan bij het advies van het OM. Deze instanties geven juist een positief beeld van klager. Hij bevindt zich op de plusafdeling en er zijn aan hem geen disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd. De
selectiefunctionaris stelt verder dat klager zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Klager heeft in zijn strafzaak in eerste aanleg een verklaring afgelegd. De stelling is dan ook in strijd met de feiten en daarom onhoudbaar. Ook zou klagers
verlofadres onaanvaardbaar zijn, nu dit adres in de stad ligt waar het delict is gepleegd en reeds hierom zou een ongewenste confrontatie met slachtoffers aanwezig zijn. De politie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlofadres.
Blijkbaar
acht de politie het risico op een ongewenste confrontatie met de slachtoffers gering en ziet de politie geen probleem met het feit dat het delict binnen diezelfde stad zou zijn gepleegd. Bovendien woont het slachtoffer niet in Almelo. Klager heeft
tijdens zijn detentie al stappen ondernomen om een betere toekomst te creëren na zijn invrijheidsstelling. Klager heeft inmiddels alle vier de modules behaald van het examen waarnaar de selectiefunctionaris verwijst in zijn beslissing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op grond van de aangeleverde informatie wordt het verzoek tot plaatsing in een b.b.i. geweigerd op basis van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De weigeringsgronden zijn het risico op ongewenste confrontatie met
slachtoffers
van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf, het risico van maatschappelijke onrust en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Daarnaast is aan het advies van het OM een zwaarwegend karakter toegekend, nu
klagers vonnis nog niet onherroepelijk is.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uit het selectieadvies van de locatie Zwolle Zuid 1 van 14 augustus 2014 blijkt dat zowel de directeur als het OM negatief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. Het OM heeft negatief geadviseerd nu het
van
oordeel is dat klager nog niet in aanmerking komt voor detentiefasering gezien de aard, ernst en heftigheid van het gepleegde delict en vanwege het belang van het slachtoffer. Het MDO en de directeur zijn van oordeel dat klager goed gedrag vertoont,
maar zij scharen zich echter achter het advies van het OM. Hierdoor is van een zelfstandig advies van de directeur geen sprake. Voorts blijkt uit dit selectieadvies, in tegenstelling tot hetgeen de selectiefunctionaris in zijn reactie op klagers beroep
stelt, dat de politie geen bezwaar heeft tegen het door klager opgegeven verlofadres. Klager verblijft in het plusprogramma en aan hem zijn geen disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd. Hiermee voldoet klager aan de vereisten zoals gesteld in
artikel 3, eerste lid, van de Regeling. De beroepscommissie is van oordeel dat onduidelijk is waarom klager een maatschappelijk risico vormt, nu de selectiefunctionaris zijn standpunt onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Gelet op het voorgaande is
de
beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom klager niet in een b.b.i. kan verblijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De
selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 8 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven