Nummer: 14/3837/GB
Betreft: [klager] datum: 22 oktober 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.W.A.P. Doesburg, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich 24 oktober 2014 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 26 september 2014 is klager opgeroepen zich op 24 oktober 2014 te melden in de p.i. Dordrecht voor het ondergaan van 832 dagen gevangenisstraf. Op 2 oktober 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 9 oktober 2014 ongegrond is
verklaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers partner, zoon en vader verkeren in een medisch slechte conditie. De mantelzorg die klager aan hen biedt is essentieel. Klagers vader lijdt aan hartfalen ten gevolge waarvan hij ernstig
wordt beperkt in het dagelijks leven. Klager verzorgt het vervoer voor zijn vader en assisteert zijn moeder in de verzorging van zijn vader. Klagers zoon lijdt aan congenitale scoliose en behoeft veel zorg. Klagers vrouw kan niet in deze zorg voorzien.
Klagers vrouw heeft te kampen met een transplantatiegerelateerde complicatie waarvoor zij veelvuldig in het Leids Universitair Medisch Centrum dient te komen en hier ook regelmatig wordt opgenomen en staat thans op een wachtlijst om geopereerd te
worden. De combinatie van de medische situatie van de vader, de zoon en de partner van klager maken dat de zorg door klager van deze personen onontbeerlijk is. Familieleden of bekenden die de hulp van klager kunnen overnemen zijn er niet. De enige op
wie klager een beroep zou kunnen doen, is zijn zus die echter hoogzwanger is en tot deze zorg niet in staat is. Klager heeft niet de financiële middelen om thuiszorg in te schakelen. Klager verzoekt de detentie van klager voor de duur van zes maanden
uit te stellen. Tegen die tijd is de rug van klagers zoon genezen, heeft klagers partner vermoedelijk haar operatie ondergaan en kan op die wijze beter in de zorg voor de vader van klager worden voorzien. Mocht uitstel van zes maanden te lang zijn, dan
is het wellicht mogelijk een uitstel van drie maanden te verlenen, om vervolgens op grond van de stand van zaken op dat moment een nieuw oordeel omtrent het uitstel te vellen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voorop staat dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico komen van de veroordeelde. Om deze reden - en om de capaciteit binnen het gevangeniswezen zo
efficiënt mogelijk te benutten - wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Mantelzorg past niet binnen het geldende beleid waar het betreft het verlenen van uitstel inzake de
tenuitvoerlegging van lopende vonnissen. Wellicht kan klager een beroep doen op thuiszorg. Ook kunnen wellicht familieleden en bekenden van klager een ondersteunende rol spelen bij de verzorging van zijn vader, zoon en partner. Klager is op 27 maart
2013 veroordeeld en heeft daarmee de tijd gehad om te anticiperen op de fysieke problemen van zowel zijn vader, partner als zoon. Het had dan ook op klagers weg gelegen in een eerder stadium reeds voorzieningen te treffen waardoor hij zijn detentie kon
ondergaan. Gezien de strafduur van klager zal hij, ook al zou hij in een later stadium zijn detentie ondergaan, hulp van buitenaf nodig hebben.
4. De beoordeling
4.1. De p.i. Dordrecht is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet in stand blijven. De beroepscommissie is van oordeel dat gezien de stapeling van problemen in
klagers thuissituatie er voldoende aanleiding is om klager thans uitstel te verlenen voor het ondergaan van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf. Gelet op de medisch slechte conditie van klagers vrouw, zoon en vader, waar klager degene is die hen zorg
biedt, dient gezien deze bijzondere omstandigheid thans het belang van klager om zijn familie te ondersteunen te prevaleren boven het ten uitvoerleggen van de aan hem opgelegde vrijheidsstraf. Het is niet redelijk te veronderstellen dat klager na de
aan
hem opgelegde vrijheidsstraf meteen over een mogelijke oplossing omtrent zijn thuissituatie diende na te denken, ook omdat klager niet kon weten wanneer na het onherroepelijk geworden vonnis hij een oproep tot melden zou ontvangen en een deel van de
door klager aangevoerde problemen omtrent zijn thuissituatie zich pas heeft voorgedaan gedurende de periode na de aan klager opgelegde vrijheidsstraf. Overigens past gezinsproblematiek binnen het geldende beleid waar het betreft het verlenen van
uitstel
inzake de tenuitvoerlegging van vonnissen.
Gelet op klagers thuissituatie en de korte periode tot aan klagers melddatum van 24 oktober 2014, besluit de beroepscommissie dat het beroep gegrond zal worden verklaard en de beslissing van de selectiefunctionaris zal worden vernietigd. De
beroepscommissie is van oordeel dat klager tenminste uitstel moet krijgen voor het zich moeten melden om de vrijheidsstraf te ondergaan voor een periode van drie maanden vanaf de datum van deze uitspraak. Na het verstrijken van deze periode kan de
selectiefunctionaris bezien of verder uitstel aangewezen is. De beroepscommissie draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van het hiervoor overwogene.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beslissing van de selectiefunctionaris en draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak van de beroepscommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 22 oktober 2014
secretaris voorzitter