Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1241/GA, 25 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1241/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.S.A. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 maart 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i) Amsterdam Over-Amstel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2014, gehouden in de p.i. De Schie te Rotterdam, is klagers raadsman mr. P.S.A. Bovens gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De
directeur van de p.i. Amsterdam Over-Amstel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens dreigend en agressief gedrag.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is – zakelijk weergegeven - in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat de grondslag van de beslissing niet deugt. De strafcelplaatsing is onrechtmatig. Subsidiair meent klager dat
de opgelegde straf disproportioneel is. Er is geen sprake van bedreiging noch kan klagers gedrag omschreven worden als beperkt fysiek geweld. Klager heeft nimmer de intentie gehad om geweld te gebruiken. Klager wilde een nadere toelichting van de
oplegde beslissing. De directeur heeft voor de beklagcommissie geweigerd te antwoorden op de vraag welke bedreigingen zij klager heeft horen uiten. Voorafgaand aan het incident vond er een incident in de lift plaats, waarbij klager het personeel heeft
geholpen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht door te verwijzen naar het voor de beklagcommissie gevoerde verweer. Het afdelingshoofd heeft tijdens de beklagzitting verklaard wat hij aan bedreigingen
heeft
gehoord. De directeur wilde tijdens de beklagzitting hierop geen antwoord geven om een escalatie tijdens de beklagzitting te voorkomen. De disciplinaire straf is niet disproportioneel.

3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens dreigend en agressief gedrag. De directeur stelt dat klager agressief en dreigend reageerde toen hem werd medegedeeld dat hij gestraft zou worden voor een
eerder incident in de lift. Klager ‘wilde door het personeel heen’ naar de directeur toekomen ‘om verhaal te halen’. Klager begon tegen de celdeur te slaan en te schoppen, waardoor ook andere gedetineerden tegen de celdeur gingen bonken en schoppen.
Uit
het verweer van de directeur voor de beklagcommissie komt naar voren dat een personeelslid klager tegen de directeur heeft horen zeggen: “kom hier dan” en “ik ben nog niet klaar met jou”.

De beroepscommissie is van oordeel dat klagers gedrag onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw en voor de directeur aanleiding heeft kunnen vormen tot het opleggen van een
disciplinaire straf. Wat betreft de hoogte van de opgelegde straf meent de beroepscommissie dat de directeur onvoldoende rekening heeft gehouden met de feiten die de aanleiding vormden voor klagers gedrag. Klager reageerde op de mededeling dat hij in
verband met een vechtpartij in de lift disciplinair gestraft zou worden, terwijl hij een p.i.w.-er had geholpen om een medegedetineerde onder controle te houden. Hier komt bij dat het beklag tegen deze disciplinaire straf uiteindelijk door de
beklagcommissie gegrond is verklaard, omdat niet is gebleken dat klager feitelijk betrokken was bij de vechtpartij. De beroepscommissie vindt hierin aanleiding de hoogte van de disciplinaire straf te matigen tot drie dagen. Mitsdien zal het beroep
gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard voor zover door de directeur een disciplinaire straf is opgelegd van meer dan drie dagen. De beroepscommissie acht
termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond voor zover een disciplinaire straf is opgelegd van meer dan drie dagen.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, U.P. Burke en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 25 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven