Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1687/GB, 21 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1687/GB

Betreft: [klager] datum: 21 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de locatie Esserheem te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 12 augustus 2009 gedetineerd. Hij verblijft sinds 8 november 2013 in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en ter beschikking gesteld (tbs). Zijn straf eindigt
op 10 augustus 2017.

2.2. Bij uitspraak van 1 mei 2014, met nummer 13/4047/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 29 november 2013 van de beklagcommissie bij de p.i.
Leeuwarden betreffende de ordemaatregel van plaatsing in afzondering gegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Uit onderzoek is gebleken dat klager niet betrokken was bij het incident in de p.i. Leeuwarden. Klager geeft toe betrokken te zijn geweest bij het incident met pindakaaspotten in de p.i. Dordrecht. Klagers vriendin woont al drie jaar in Leeuwarden en
klager heeft al acht maanden geen bezoek van haar ontvangen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef in de p.i. Leeuwarden en hij werd verdacht van betrokkenheid bij een ernstig incident. Klager is vervolgens overgeplaatst naar de p.i. Dordrecht en na een incident is klager overgeplaatst naar de p.i. Vught. Op 30 april 2014 heeft de
directeur van de p.i. Vught verzocht klager over te plaatsen naar de locatie Esserheem. Bij eerdergenoemd incident in de p.i. Leeuwarden waren een aantal gedetineerden betrokken, die allemaal zijn overgeplaatst. De rol van klager bij het incident in de
p.i. Leeuwarden is onderzocht en dat heeft er niet toe geleid dat er vervolging heeft plaatsgevonden. De p.i. Leeuwarden heeft bericht dat gedetineerden die betrokken waren bij het incident, of ze nu wel of niet worden vervolgd, voorlopig niet in de
inrichting kunnen worden geplaatst.
In de locaties Esserheem en Norgerhaven verblijven gedetineerden, die ook betrokken waren bij het incident in Leeuwarden en het lijkt dan ook niet raadzaam om klager naar die inrichtingen over te plaatsen. Klager heeft in de p.i. Vught eenmaal, op 6
juni 2014, bezoek ontvangen van zijn vriendin.

4. De beoordeling
In de bestreden beslissing van 8 mei 2014 heeft de selectiefunctionaris klagers verzoek afgewezen, omdat er in de locatie Esserheem nog twee gedetineerden verblijven, die net als klager betrokken waren bij het incident in de p.i. Leeuwarden. Uit de
uitspraak van de beroepscommissie van 1 mei 2014, nummer 13/4047/GA, blijkt dat klager in beroep onder meer dagrapportages en de brief van de directeur van de p.i. Leeuwarden van 13 september 2013 heeft overgelegd. De beroepscommissie heeft
kennisgenomen van deze stukken. In de dagrapportage wordt gesteld dat klager ten tijde van het fysieke geweld niet in de betreffende cel aanwezig was en in genoemde brief stelt de directeur dat “uit onderzoek blijkt dat klager niet aantoonbaar bij de
fysieke confrontatie aanwezig was”. Klager is in verzekering gesteld en op 21 augustus 2013 is door de rechter-commissaris de vordering van de officier van justitie afgewezen wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. De beroepscommissie is van
oordeel dat klagers betrokkenheid bij het incident onvoldoende is vastgesteld.
Ook heeft klager in beroep aangegeven dat zijn vriendin eerst in Alphen aan den Rijn heeft gewoond en dat zij sinds drie jaar in Leeuwarden woont. Dat er sprake zou zijn van verschillende vriendinnen, zoals de selectiefunctionaris stelt, lijkt dan ook
niet aannemelijk.
Gezien het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende is gemotiveerd. De bestreden beslissing dient te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven