Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0741/GA, 19 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/741/GA

betreft: [...] datum: 19 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 februari 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Almere te Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Almere.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een gouden ketting na klagers plaatsing in afzondering in de locatie Almere.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik was in mijn eigen cel toen ik in Almere naar de afzonderingscel moest. In de afzonderingscel moest ik alles, dus ook mijn kleren en mijn ketting afgeven en in een doos doen. Een Surinaamse bewaarder, genaamd [...], heeft mijgeholpen en mijn ketting geopend en afgedaan. Hij heeft de ketting in de doos gedaan bij de kleren, dat heb ik gezien. Twee bewaarders hebben gezien dat ik mijn ketting aan [beaarder] gaf. Ik heb niet getekend voor de afgifte vanmijn spullen en geen pen en papier gezien.
Toen ik werd overgeplaatst naar De Schie kwam ik er achter dat mijn ketting verdwenen was. Een personeelslid heeft toen tegen mij gezegd dat hij ervoor zou zorgen dat ik mijn ketting terug zou krijgen.
Ik heb vijf getuigen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Normaal gesproken wordt een gedetineerde als hij in de afzonderingscel wordt geplaatst in de afzonderingscel ontdaan van kleding en goederen. Op een formulier wordt dan genoteerd welke goederen zijn ingenomen en dit formulier wordtdoor de gedetineerde en een personeelslid ondertekend. Als de gedetineerde niet wil tekenen, wordt het formulier door twee personeelsleden ondertekend. Het formulier waarop is genoteerd welke spullen van klager zijn ingenomen op hetmoment dat hij in afzondering werd geplaatst, is inmiddels vernietigd omdat klager is overgeplaatst naar een andere inrichting. Als een gedetineerde wordt overgeplaatst, worden alle documenten, behalve die uit zijn penitentiairedossier, vernietigd.
Ik heb navraag gedaan bij de [bewaarder] waar klager over spreekt. Er werkten destijds twee mannen in de inrichting die [...] heten. Eén van hen werkt er niet meer. De andere was niet bij klagers plaatsing in afzondering aanwezig.Dit is een Surinaamse jongen. Dit is de jongen waar klager het over heeft.
Bij klagers plaatsing in de afzonderingscel was tevens het afdelingshoofd aanwezig, maar bij hem kan geen navraag meer worden gedaan, omdat hij is overleden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt met betrekking tot klagers ontvankelijkheid in beklag het volgende.
Artikel 61, vijfde lid, Pbw bepaalt dat het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, wordt ingediend.
Klager is op 15 september 2001 in de locatie Almere in een afzonderingscel geplaatst. Hij stelt dat hij op die datum zijn ketting af heeft (moeten) geven. Vanuit de locatie Almere is hij op 21 september 2001 overgeplaatst naar delandelijke afzonderingsafdeling De Schie te Rotterdam. Daar ontdekt hij dat zijn ketting verdwenen is. Op 24 september 2001 stelt hij beklag in.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager tijdig beklag heeft ingediend en klager zal dan ook alsnog worden ontvangen in zijn beklag.

Met betrekking tot de inhoud van het beklag wordt het volgende overwogen.
Vaststaat dat het formulier waarop genoteerd zou moeten zijn welke spullen van klager zijn ingenomen op het moment dat hij in de afzonderingscel werd geplaatst, inmiddels is vernietigd.
Nader onderzoek naar de gang van zaken bij de plaatsing in de afzonderingscel aan de hand van verklaringen van personeelsleden is niet meer mogelijk.
Klager heeft vanaf het begin consistent verklaard omtrent de vermissing van zijn ketting.
Nu thans niet meer te achterhalen is hoe de gang van zaken precies is gegaan doordat de directeur geen nadere inlichtingen meer kan verschaffen, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager in het bezit was van eenketting op het moment dat hij in afzondering werd geplaatst. Voorts zal daarom en omdat klager niet zelf zijn spullen in mocht pakken omdat hij in de afzonderingscel werd geplaatst, de directeur van de locatie Almere aansprakelijkworden gesteld voor de vermissing van de ketting.
Het beklag zal gegrond worden verklaard. Aan klager zal voor het ondervonden ongemak een tegemoetkoming worden toegekend van € 25,=. Hierbij wordt opgemerkt dat de tegemoetkoming niet bedoeld is als schadevergoeding, voor hetverkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende locatie, terwijl hij zichook kan wenden tot de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 19 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven