Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0882/GA, 19 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/882/GA

betreft: [...] datum: 19 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 april 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam is klager gehoord.
De directeur van de locatie Alphen aan den Rijn is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een beslissing van de directeur van 28 oktober 2001 tot oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het slaan van een personeelslid en plaatsing in het "boeienregime" tijdensklagers verblijf in de strafcel, welk boeienregime dagelijks zal worden bezien;
b. een beslissing van de directeur van 1 november 2001 tot externe tenuitvoerlegging van de onder a. genoemde disciplinaire straf in de landelijke afzonderingsafdeling (LAA) van het cellengebouw te Veenhuizen, in afwachting vanoverplaatsing en
c. de vermissing van twee brillen sinds klagers plaatsing in de strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag op alle onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt op de onderscheiden onderdelen van het beroep als volgt toegelicht.
a. en b.
Ik ben ten onrechte in de strafcel geplaatst. Het is niet waar dat ik een personeelslid heb geslagen. Op de betreffende dag heb ik aan een personeelslid gevraagd of ik een scheermesje mocht. Dat personeelslid was aan het biljartenen negeerde mij volledig. Ik vroeg hem vijf à zes keer of ik een scheermesje van hem mocht, maar ik kreeg hier geen antwoord op. Op een gegeven moment liep dat personeelslid weg en zei toen hij wegliep dat hij geen tijd meer voormij had. Ik werd toen boos en ging hard praten. Het betreffende personeelslid kwam terug en deed erg neerbuigend tegen mij. Hij is namelijk een stuk langer, hij keek op mij neer en zei: "Je moet rustig aan doen". Een collega van hemzei tegen mij: "doe rustig aan". Ik vertelde hem toen wat er gebeurd was en zei op het laatst: "hij is gewoon een kankerlijer". Toen ze mij zeiden dat ik naar mijn cel moest, ben ik rustig naar mijn cel gegaan. Ik had niet verwachtdat ik een rapport zou krijgen.
Een bewaarder kwam op mijn cel zeggen dat ik een rapport had. Toen hij de deur dicht deed, gaf ik uit boosheid een duw tegen de deur. De bewaarder kwam toen naar binnen en gaf mij een trap op mijn borst. Hierbij gleed hij uit.Daarop ging hij in de gevechtshouding staan, waarop ik dat vervolgens ook deed. Verder is er niks gebeurd. Ik heb geen vuistslag uitgedeeld.
Het vreet aan me dat ik hiervoor vier weken in de landelijke afzonderingsafdeling heb gezeten.
Ik heb in Alphen aan den Rijn gedurende 5 dagen in het handboeienregime gezeten. Daarna ben ik overgeplaatst naar de landelijke afzonderingsafdeling. Het boeienregime houdt in dat je constant geboeid wordt als je uit je cel komt.Dus in de cel heb je geen handboeien om, maar als je eruit komt, krijg je telkens handboeien om.
Ik verbleef op het moment van het incident sinds twee weken in Alphen. Ik had niet eerder moeilijkheden met die bewaarder gehad. Wel deed die lange bewaarder ook al eens eerder arrogant tegen mij.
c.
Ik heb mijn beide brillen inmiddels terug en trek daarom mijn klacht hierover in.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt met betrekking tot de onderdelen a. en b. van het beroep het volgende.
Op grond van het op 27 oktober 2001 opgemaakte schriftelijke verslag is aannemelijk geworden dat klager zich agressief en dreigend heeft gedragen jegens een personeelslid. De opgelegde disciplinaire straf is daarom niet in strijdmet een wettelijk voorschrift en wordt bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk geacht.
De beslissing tot externe tenuitvoerlegging van de opgelegde disciplinaire straf – in afwachting van overplaatsing – is evenmin in strijd met een wettelijk voorschrift en wordt, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,evenmin onredelijk of onbillijk geacht.
Met betrekking tot het opgelegde "boeienregime" wordt het volgende overwogen.
Als onweersproken is komen vast te staan dat klager gedurende 5 dagen in een zogenaamd "boeienregime" heeft verbleven.
Op grond van artikel 33, eerste lid, Pbw kan een gedetineerde voor ten hoogste 24 uur in zijn vrijheid worden beperkt middels de bevestiging van mechanische middelen. Blijkens artikel 33, derde lid, Pbw kan de directeur dezebeslissing, na overleg met de aan de inrichting verbonden arts, telkens met ten hoogste 24 uur verlengen. Op grond van artikel 58, eerste lid, juncto artikel 57, eerste lid onder g, Pbw geeft de directeur van een beslissing totbevestiging van mechanische middelen en de verlenging daarvan onverwijld schriftelijk een mededeling aan de gedetineerde.
In het onderhavige geval is niet gebleken noch aannemelijk geworden dat aan klager, nadat hij gedurende 24 uur in het handboeienregime verbleef, een schriftelijke mededeling is gegeven van de verlenging met 24 uur van de bevestigingvan handboeien. Evenmin is gebleken noch aannemelijk geworden dat er overleg heeft plaatsgevonden met de aan de inrichting verbonden arts alvorens tot verlenging van het handboeienregime werd overgegaan.
De beslissingen tot het viermaal verlengen van het boeienregime zijn gelet op het voorgaande in strijd met de wettelijke voorschriften. Het beklag zal daarom op dit onderdeel alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal eentegemoetkoming worden toegekend van € 10,=.
Het beklag zal voor het overige van onderdeel a. van het beklag en op onderdeel b. van het beklag ongegrond worden verklaard.
Nu klager ter zitting van de beroepscommissie zijn beroep betreffende onderdeel c. van de klacht heeft ingetrokken, zal de beroepscommissie geen beslissing geven op dit onderdeel van het beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot het "boeienregime" gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op dit onderdeel alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klagereen tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Zij stelt vast dat klager zijn beroep betreffende onderdeel c. van de klacht heeft ingetrokken.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 19 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven