Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0443/GA A, 31 augustus 1999, beroep
Uitspraakdatum:31-08-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: A 99/443/GA

betreft: [klager] datum: 31 augustus 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 20 mei 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 7 mei 1999 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) "De Wieling", lokatie "De Marwei" te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 1999, gehouden in de p.i. "Norgerhaven" te Veenhuizen, is gehoord de heer [...], adjunct directeur gedetineerdenzorg bij de p.i. "De Wieling".
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik willen maken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om bepaalde plaatsen in de inrichting rookvrij te maken.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in zijn beroepschrift zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Er staat niets op papier en er is ook geen ander bewijs dat de directie zich over deze zaak heeft gebogen.
Er wordt met twee maten gemeten, want er is een rookregeling, maar die geldt alleen voor het personeel. Bovendien wordt er wel gerookt op plaatsen die in deze regeling als niet-roken zijn aangeduid, zoals de trappen en de liften.
Het is verboden te roken in openbare gebouwen met uitzondering van daartoe aangewezen gebieden. In de gevangenis zijn heel veel openbare plaatsen, maar blijkbaar geeft de directie niet om de gezondheid van de gedetineerden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Klager zet zich in voor rookvrije plekken op de units en de werkplekken, omdat hij last heeft van de rook. Hij wil ook dat het bad en de gangen rookvrij worden.
Het unithoofd heeft met de Gedeco overleg gevoerd over rookvrije plekken op de units. Er bleek echter weinig draagvlak voor dit idee onder de andere gedetineerden. Eigenlijk is klager de enige die meer rookvrije ruimtes wil.
Er is een rookregeling die door de afdeling personeelszaken is opgesteld, maar die geldt alleen voor het personeel en niet voor de gedetineerden.
Op de woonafdelingen, waaronder ook de huiskamers vallen, mag gerookt worden. Ook mag gerookt worden in alle gangen en in de werkzalen. Op de bezoekafdeling mag niet gerookt worden, evenmin als in de wachtzaal voor debezoekafdeling.
Indien er niet meer gerookt mag worden, zal diegene die daarvoor gezorgd heeft in bescherming genomen moeten worden tegen de andere gedetineerden. De hele dag van de gedetineerden lijkt namelijk om roken te draaien. Een algemeenrookverbod zal dan ook de orde en veiligheid in de inrichting, alsmede een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming in gevaar kunnen brengen.
Klager komt over twee weken vrij.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klager in zijn beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Klager heeft aan de directeur verzocht om meer rookvrije ruimten in de inrichting te creëren, daar hij last heeft van de rook in de ruimten waar gerookt wordt. De directeur heeft dit in het overleg met de Gedeco besproken en eenwerkgroep ingesteld die hierover voorstellen zou doen. Naar aanleiding van het overleg met de Gedeco en de resultaten van de ingestelde werkgroep is besloten de wachtkamer van de gedetineerden behorende bij de bezoekruimten aan temerken als rookvrije ruimte. Hiermee heeft de directeur tevens een afwijzende beslissing genomen terzake klagers verzoek om ook andere ruimten in de inrichting rookvrij te maken. Deze beslissing treft klager daar hij last heeft vande rook in de ruimten die niet rookvrij zijn gemaakt. Bovendien is het een beslissing naar aanleiding van een verzoek van klager. De beslissing van de directeur om geen andere ruimten dan de wachtkamer bij de bezoekruimten alsrookvrije ruimten aan te merken is dan ook een beslissing betreffende klager als bedoeld in artikel 60 van de PBW zodat klager ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag.

In het geding is de toepasselijkheid van de Tabakswetgeving op plaatsen in de inrichting.
Volgens artikel 10 van de Tabakswet dienen in instellingen die door de Staat worden beheerd zodanige maatregelen te worden getroffen, dat van de daardoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin de werkzaamhedenkunnen worden verricht zonder dat daarbij hinder wordt ondervonden van het gebruik van tabaksproducten.
In het uitvoeringsbesluit bij voormelde wet, het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten (verder: het Besluit), is aangegeven welke maatregelen – verplichte rookverboden met uitzonderingsmogelijkheden – moeten wordengenomen en voor welke gemeenschappelijke ruimten die rookverboden dienen te gelden. Er worden verschillende categorieën onderscheden (ruimten waarin zich loketten bevinden, wachtruimten, hallen, gangen, trappen, liften,vergaderzalen, leslokalen, toiletten, kantines, recreatie- en soortgelijke ruimten en overige ruimten, voorzover deze voor het publiek toegankelijk zijn).
De beroepscommissie is van oordeel dat de gemeenschappelijke ruimten waar klager op doelt zijn te beschouwen als ruimten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit, waarin ingevolge artikel 10, tweede lid, van deTabakswet, een verbod om tabaksproducten te gebruiken ingesteld en gehandhaafd dient te worden.
Artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit maakt het mogelijk uitzonderingen te maken op voormeld algeheel rookverbod, doch alleen indien is voldaan aan twee voorwaarden. De ruimte moet merendeels rookvrij zijn (hetzij inoppervlakte, hetzij in tijd) en in geen geval mag in het rookvrije deel of gedurende de rookvrije periode hinder worden ondervonden van het gebruik van tabaksproducten.

Slechts in de bezoekafdeling en in de wachtzaal voor de bezoekafdeling gold ten tijde van het indienen van het beklag een rookverbod voor de gedetineerden. In de andere ruimten in de inrichting – die eveneens vallen onder decategorieën van ruimten als genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit – zoals op de woonafdelingen, in alle gangen en in de werkzalen gold en geldt geen rookverbod. Evenmin zijn deze andere ruimten merendeels rookvrijgemaakt (hetzij in oppervlakte, hetzij in tijd). In de rookregeling van de inrichting zijn wel enkele andere ruimten in de inrichting die vallen onder de bovengenoemde categorieën aangewezen tot rookvrije ruimten, maar blijkens deverklaring van de directeur ter zitting gold en geldt deze regeling slechts voor het personeel en niet voor de gedetineerden. De Tabakswet daarentegen maakt geen onderscheid tussen personeel en gebruikers van de gebodenvoorzieningen (in casu de gedetineerden).

Aan de uitzonderingsmogelijkheden als bedoeld in artikel 2 van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten is niet voldaan. Immers de gemeenschappelijke ruimten als genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit zijnniet (merendeels) rookvrij en onweersproken is dat er sprake is van hinder voor klager.

Gelet op het hiervoor overwogene zal het beroep van klager dan ook gegrond worden verklaard. De beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd, klager wordt alsnog ontvankelijk verklaard in zijn beklag en zijn beklag zalgegrond worden verklaard. De directeur zal niet worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, daar klager thans niet meer in de p.i. "De Wieling", lokatie "De Marwei" verblijft.
Nu de gevolgen van de beslissing van de directeur niet meer ongedaan te maken zijn stelt de beroepscommissie – na de directeur hieromtrent te hebben gehoord – vast dat klager een geldelijke tegemoetkoming toekomt van f. 100,= voorhet door hem ondervonden ongemak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van f. 100,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 31 augustus 1999.

secretaris voorzitter

Naar boven