Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0433/TP, 13 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/433/TP

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 19 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. N.A. Heidanus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 13 februari 2002 verlengd tot 14 mei 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 20 juli 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 19 mei 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk op deIndividuele Begeleidingsafdeling van het huis van bewaring (h.v.b.) De Grittenborgh te Hoogeveen.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 20 november 2000 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. Door herschikking van de wachtlijsten van de tbs-inrichtingen verblijft klagerechter thans in afwachting van plaatsing in Hoeve Boschoord te Boschoord. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wenst niet akkoord te gaan met het feit dat hij al zo lang op plaatsing in een tbs-inrichting moet wachten. Als de onderhavige beslissing ten uitvoer wordt gelegdbedraagt klagers wachttijd twaalf maanden. Het is klager bekend dat de beroepscommissie een passantentermijn tot twaalf maanden tot op heden rechtmatig heeft geoordeeld, maar klager is van mening dat de Minister inmiddels voldoendetijd heeft gehad om te bewerkstelligen dat dergelijke termijnen verder teruglopen.
Daarnaast is het onbegrijpelijk dat de Minister in zijn reactie op het beroepschrift concludeert dat klager niet kan worden aangemerkt als detentie-ongeschikt. Klager functioneert zeer moeizaam binnen de inrichting en ondervindtveel psychische problemen, welke versterkt worden door het feit dat hij zeer slechthorend is. Hoe slecht moet de psychische conditie van een tbs-passant zijn, wil hij de kwalificatie detentie-ongeschikt krijgen? Uit de brief vanklagers raadsman aan de directie van het h.v.b. De Grittenborgh d.d. 28 maart 2002 en de brief van het bureau voor rechtshulp (mevrouw mr. S.E.M. Cantineau) d.d. 26 maart 2002 blijkt dat klagers situatie een zorgelijke is. Klagerhad reeds met voorrang moeten zijn geplaatst in een tbs-inrichting. Een langer verblijf in het h.v.b. zal de psychische conditie van klager alleen maar verder schaden. Klager verzoekt de beroepscommissie dan ook om deverlengingsbeslissing van de Minister te vernietigen, met toekenning van een gepaste tegemoetkoming.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn. Klager is tijdig, namelijk op 4 februari 2002 gehoord. Het hoorverslag dateert eveneens van 4 februari 2002. De verlengingsbeslissing is tijdig aan klager meegedeeld bij brief van 11 februari2002, welke niet tijdig aan klager is uitgereikt op 14 februari 2002.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in een h.v.b. Een dergelijkeduur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk of onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klager verblijft op een Individuele Begeleidingsafdelingvan het h.v.b. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagersverblijf geen signalen daaromtrent ontvangen. Hoewel uit het hoorverslag d.d. 4 februari 2002 naar voren komt dat klager zeer moeizaam functioneert binnen het huis van bewaring, blijkt uit de overgelegde medische verklaring d.d. 3april 2002 dat klager redelijk functioneert binnen de detentiesituatie en dat klagers psychische conditie niet zodanig is dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
Klager is op 4 februari 2002 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 13 februari 2002 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 11 februari 2002 geïnformeerd over de verlenging daarvan. Deze brief is eerstop 14 februari 2002, na het verstrijken van de passantentermijn, aan klager uitgereikt.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in de artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.

Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang (negen maanden) dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 3 april 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Assen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. alsonverantwoord moest worden beschouwd. De medische verklaring vermeldt wel duidelijk dat de gevangenissetting op de langere termijn volstrekt ontoereikend is voor klager.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing (nog) geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 13 februari 2002 tot 14 mei 2002. Nu de bestreden beslissing d.d. 11 februari 2002 op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lidonder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klager ineen tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 13 februari 2002 tot 14 mei 2002.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 13 augustus 2002

secretaris voorzitter

Naar boven