Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0789/GM, 8 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/789/GM

betreft: [klager] Datum: 8 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 15 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 2 april 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2002, gehouden in De Leuvense Poort te ‘s-Hertogenbosch, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.E.M. Hooyman, advocaat te Rotterdam en de heer [...], unit-directeurnamens de inrichtingsarts.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 20 december 2001, betreft het niet serieus nemen van klagers pijnklachten door de inrichtingsarts.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door klager is -samengevat- het volgende aangevoerd.
Klager is sinds februari 2001 gedetineerd. Na twee maanden in De Schie kreeg hij pijnklachten. Nadat de klachten verergerd waren, heeft hij zich gewend tot de medische dienst. Hij heeft tot tweemaal toe medicijnen voorgeschrevengekregen, maar deze hielpen niet. Hoewel klager van de pijn niet meer kon werken, heeft de inrichtingsarts hem niet arbeidsongeschikt willen verklaren. In het najaar van 2001 zijn de klachten dermate verergerd, dat klager moestworden overgebracht naar het penitentiair ziekenhuis. Daar is hij geopereerd. Zou hij later zijn opgenomen, was zijn arm mogelijk verlamd geraakt vanwege een ernstige virusinfectie die door de inrichtingsarts niet was onderkend.
Zijn raadsvrouw heeft hier aan toegevoegd dat het ondanks de ernstige kwaal waaraan klager leed lang heeft geduurd alvorens er een hart/long-foto werd gemaakt. Pas in het penitentiair ziekenhuis werd er een kweek gemaakt van debobbels die hij al enige tijd op zijn lichaam had.

Namens de inrichtingsarts is onder verwijzing naar het overzicht van de medische rapportage het volgende aangevoerd.
De inrichtingsarts heeft klagers klachten van meet af aan serieus genomen. Klager is frequent door de inrichtingsarts gezien en behandeld. De klachten zoals klager ze had duidden op die momenten niet op de diagnose tuberculose zoalsdeze in een later stadium en na aanvullend onderzoek is gesteld.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie gebleken dat klager al geruime tijd diverse fysieke klachten had en hiervoor meermalen bij de inrichtingsarts is geweest. Zo had hij ook al langer last van eenabces, waar -zoals uit de medische rapportage is gebleken- door de arts de nodige aandacht aan is besteed. Op die momenten bestond er voor de arts geen directe aanleiding te veronderstellen dat klager -zoals later bleek- aan dezemoeilijk te diagnosticeren vorm van tuberculose zou kunnen lijden. Door de inrichtingsarts is steeds wanneer klager er om vroeg en op basis van de toen gestelde -en op basis van de informatie niet onredelijke- diagnose adequaat opde klachten gereageerd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven