Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0521/GM, 10 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/521/GM

betreft: [klager] datum: 10 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 20 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...]verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 6 februari 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2002, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Nhass.
De inrichtingsarts verbonden aan voornoemd h.v.b. heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 16 januari 2002, betreft het gegeven dat klager veel last heeft van zijn linker borst.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Klagers linker borst is veel groter dan zijn rechter borst. Verder heeft hij veel last van vocht c.q. vet in zijn linker borst. Daarmee wil hij naar een specialist in een ziekenhuis, aangezien de inrichtingsarts niet kan vertellenwat de oorzaak van zijn klacht is.
Voor zijn detentie is er een foto gemaakt. Daarop werd geen oorzaak gevonden. Een vervolgonderzoek kon niet worden voortgezet, omdat klager werd opgepakt. De inrichtingsarts kijkt enkel naar hetgeen voor detentie is gebeurd en hoehet er thans uitziet en onderneemt verder geen actie. De arts ziet geen aanleiding klager te laten opereren.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft reeds lang klachten bij zijn linkerborst. Deze hebben te maken met nervositeit en borstvorming ten gevolge van het te dik zijn. Voor zijn detentie is klager door diverse artsen gezien. Er is geen sprake van eenafwijking aan de borst of de long of wat dan ook.
Klager is gefixeerd op een onschuldig gebeuren. Klager is echter niet gerust te stellen.
De inrichtingsarts ziet geen aanleiding over te (laten) gaan tot nader onderzoek.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat klager reeds lang last heeft van zijn linker borst. De van de beroepscommissie deeluitmakende arts heeft geconstateerd dat sprake is van een eenzijdige gynaecomastie.
De beroepscommissie is op basis van vorenstaande van oordeel dat klager het recht heeft te weten wat de oorzaak van zijn klacht is en wat de mogelijkheden zijn om hieraan iets te doen. Dit te meer nu klager heeft aangegeven ergonder zijn klacht te lijden.
Nu niet is gebleken dat er vanuit de inrichtingarts een aanzet is gegeven tot het doen c.q. voortzetten van specialistisch onderzoek, welk onderzoek voor klagers detentie reeds was opgestart, terwijl dit naar het oordeel van deberoepscommissie zeker wel geïndiceerd is - al was het maar om andere verklevingen dan thans voorliggen uit te sluiten -, acht zij het handelen van de inrichtingsarts als handelen in strijd met de in artikel 28 PM neergelegde norm.Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard.

Klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 10,--

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van h.v.b. Arnhem-Zuid toekomende tegemoetkoming op € 10,--.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid mr. I. Lispet, secretaris, op 10 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven