Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3316/GA, 2 december 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-12-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3316/GA

betreft: [klager] datum: 2 december 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. Aardoom-Fuchs, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 oktober 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw,
mr. I. Aardoom-Fuchs, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De directeur heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De termijn voor behandeling van het beklag is door de beklagcommissie onredelijk overschreden. Tijdens de tweede aanvraag beschikte klager, in
tegenstelling tot de eerste aanvraag, wel over een verlofadres. Dat klager in 2007 niet is teruggekomen van verlof kan niet meer tegen klager worden gebruikt. Het recidiverisico wordt gebaseerd op de weigering van klager om deel te nemen aan een
Cova-training binnen de inrichting. Aan klager was toegezegd dat deze Cova-training buiten de inrichting kon worden gevolgd. Klager is hiertoe bereid. Het verplicht volgen van de training gaat in tegen het re-integratieplan van 1 maart 2013. Hierin is
aangegeven dat klager goed tot probleemloos functioneert in detentie, er sprake is van een laag tot gemiddeld risico op onttrekking aan de voorwaarden en dat een detentietraject met vrijheden als mogelijk, zinvol en wenselijk moet worden gezien. Een
laconieke houding van klager rechtvaardigt niet de conclusie dat er sprake zou zijn van een hoog recidiverisico. De werkwijze met betrekking tot het vrijhedenbeleid van de p.i. Krimpen aan den IJssel is anders dan die van andere inrichtingen, zo blijkt
uit het rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing. Had klager in een andere inrichting gezeten dan had hij waarschijnlijk wel met verlof gemogen. Klager mag door het afwijkende beleid van de p.i. Krimpen aan den IJssel geen verlof worden
onthouden. Gewezen wordt op artikel 107, vierde lid, van de European Prison Rules dat bepaalt dat nauwe samenwerking met instanties in de vrije samenleving noodzakelijk is om gedetineerden voor te bereiden op hun terugkeer in de maatschappij.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is aangevoerd dat het MDO negatief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Klager dient conform het re-integratieplan eerst een Cova-training te volgen
voordat hij in aanmerking komt voor verlofverlening. Klager beschikt niet over een geschikt verlofadres. Bij elke verlofaanvraag dient het verlofadres een positieve reactie te geven. Bij deze aanvraag is een reactie uitgebleven.

Ter zake zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De Reclassering Nederland heeft een Risc-rapport uitgebracht ten aanzien van klager, waaruit een hoog recidiverisico volgt.
In het re-integratieplan wordt het recidiverisico als hoog ingeschat.
Het MDO heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, wegens valsheid in geschrift en verboden wapen- of munitiebezit. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 5 maart 2014.

De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie het beklag niet heeft afgedaan binnen de in het eerste lid van artikel 67 van de Pbw vermelde termijn. Klager heeft op 7 mei 2013 en op 25 juni 2013 zijn klachten ingediend. Deze zijn ter zitting
van
2 oktober 2013 behandeld en op dezelfde dag is uitspraak gedaan. Nu de wetgever aan de overschrijding van de wettelijke termijn evenwel geen sanctie heeft verbonden, volstaat de beroepscommissie met de constatering dat het tijdsverloop in de
onderhavige
zaak onwenselijk lang is.

Uit het rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing van maart 2011 volgt dat de werkwijze die in de p.i. Krimpen aan den IJssel ten aanzien van de verlofprocedure wordt gehanteerd anders verloopt in vergelijking met andere inrichtingen. Echter,
dit heeft geen invloed op de mogelijkheid om met verlof te kunnen voor de gedetineerden in de inrichting. Ten aanzien van de European Prison Rules merkt de beroepscommissie op dat dit geen een ieder verbindende bepalingen van een in Nederland geldend
verdrag betreffen waaraan gedetineerden rechten kunnen ontlenen.

Uit het Risc-rapport en uit het re-integratieplan blijkt dat klager een hoog recidiverisico heeft. Klager heeft deelname aan een Cova-training geweigerd vanwege het niet kunnen volgen van deze training buiten de inrichting. Uit het re-integratieplan
blijkt dat er pas sprake is van het volgen van geïndiceerde interventies buiten de inrichting als klager bezig is met een gestapeld traject. De Cova-training dient gevolgd te worden tijdens zijn verblijf in een gesloten inrichting en dient binnen de
inrichting te gebeuren. De Cova-training is tevens als voorwaarde gesteld om in aanmerking te komen voor detentiefasering en verlof. Nu klager weigert een Cova-training te volgen, het recidiverisico hoog is en er, bij uitblijven van een reactie, geen
aanvaardbaar verlofadres is, is de beroepscommissie van oordeel dat gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, de afwijzing van klagers verzoek tot verlof niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en zal de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van der Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M. van Aalst, secretaris, op 2 december 2013

secretaris voorzitter

Naar boven