Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1349/STA, 11 juli 2002, schorsing
Uitspraakdatum:11-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1349/STA

betreft: [klager] datum: 11 juli 2002

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 8 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.R. Jaarsma,namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in Prof. mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting d.d. 5 juli 2002,inhoudende separatie.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 8 juli 2002 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting d.d. 9 juli 2002. Op 10 juli 2002 heeft de secretaris telefonischinlichtingen ingewonnen bij mevrouw mr.[...], juridisch medewerker bij de inrichting. Per fax d.d. 10 juli 2002 is onder meer het protocol '(plaatsvervangend) hoofd van de inrichting' van juni 2000 ingekomen.

1. De standpunten
Verzoeker verblijft sedert 4 juli 2002 in de separatieruimte. Hij zou suïcidaal zijn en/of een medewerker hebben bedreigd. Toen hij zijn raadsman op 8 juli 2002 belde was hij zeer geëmotioneerd en kon hij niet vertellen, waarom hijprecies is afgezonderd. In verband met de negatieve gevolgen van het verblijf in de separeerruimte voor verzoekers lijkt opheffing van de maatregel aangewezen. Zo een maatregel is geïndiceerd, zou de separatie omgezet moeten wordenin een andere maatregel.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
Op 5 juli 2002 omstreeks 22.00 uur weigerde verzoeker een nagelkniptang in te leveren en dreigde zichzelf en de sociotherapeut daarmee te verwonden. Dit was aanleiding voor de mededeling dat hij die nacht in de separeerruimte moestdoorbrengen. Verzoeker weigerde hieraan mee te werken. Hij had stukken glas in zijn hand en dreigde zich iets daarmee te zullen aandoen, zodra iemand zijn verblijfsruimte betrad. Nadat twee uur met hem is gesproken, heeft hijuiteindelijk de stukken glas neergelegd en is men zijn kamer binnengegaan. Verzoeker haalde daarop van achter het gordijn een ander glas en verwondde hiermee zichzelf in hals en borst. In de toen ontstane worsteling is de pees vande linkerduim van een medewerker doorgesneden, waardoor deze naar de spoedeisende hulp is gebracht.
Bij verzoeker is na overbrenging naar de isoleerruimte een noodverband aangelegd. Daarna is hij naar de eerste hulp van het tegenover de inrichting gelegen ziekenhuis gebracht voor hechtingen en foto's. Verzoeker wilde niet naar dekliniek terugkeren en dreigde opnieuw zichzelf iets te zullen aandoen, als hij naar de kliniek zou worden teruggebracht.
Na overleg met de dienstdoend psychiater is hij teruggebracht naar de inrichting en ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en ter afwending van verder gevaar voor verzoekers gezondheid gesepareerd in deisoleerruimte. Ter kalmering is hem daar dwangmedicatie toegediend, welke gedwongen geneeskundige behandeling conform artikel 34, tweede lid, Rvt is gemeld aan het Ministerie van Justitie en de commissie van toezicht. Toen hijalleen gelaten was, ging hij met zijn hoofd hevig tegen de deur bonken. Ter voorkoming van verdere zelfbeschadiging heeft men hem gefixeerd met handboeien en een enkelband. Een half uur nadien kon verzoeker na een afspraak voor eengesprek de volgende dag toezeggingen doen voor een rustige nacht. Daarop zijn de handboeien verwijderd. In het overleg tussen het hoofd van dienst en de algemeen directeur van 6 juli 2002 is besloten dat de enkelfixatie nog diendete worden gehandhaafd ter afwending van ernstig gevaar voor de veiligheid van anderen en verzoeker. In de middag van 7 juli 2002 is de enkelband verwijderd. Van de bevestiging van mechanische middelen is conform artikel 27, eerstelid, Bvt de commissie van toezicht in kennis gesteld.
Van de beslissingen tot separatie, dwangmedicatie en fixatie zijn drie afzonderlijke schriftelijke mededelingen opgemaakt, welke verzoeker wegens diens slechte fysieke conditie en verwardheid eerst op 8 juli 2002 zijn uitgereikt.
Thans is verzoekers conditie ten opzichte van de slechte situatie in het afgelopen weekend enigszins verbeterd. Hij is somber gestemd. Sinds 8 juli 2002 weigert hij voedsel, wel neemt hij vocht tot zich. Verzoekers behandelaar achthem nog steeds suïcidaal, zodat de noodzaak tot separatie nog steeds bestaat. De inrichting streeft ernaar verzoeker zo spoedig mogelijk meer bewegingsvrijheid te geven.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt vast dat het schorsingsverzoek betrekking heeft op de maatregel van separatie d.d. 5 juli 2002.
Uit de telefonisch informatie van de inrichting d.d. 10 juli 2002 blijkt dat niet op 5 juli 2002, doch in de avond van 4 juli 2002 het incident met de nagelkniptang heeft plaatsgevonden.
Uit de schriftelijke reactie van het hoofd van de inrichting blijkt dat verzoeker op laatstgenoemd moment heeft gedreigd zichzelf en de sociotherapeut te verwonden met een nagelkniptang, welke hij niet wilde inleveren. Zijnweigering mee te werken aan een hem aangezegde overbrenging naar de separeerruimte zette hij kracht bij door te dreigen zich met stukken glas, die hij in zijn hand hield, te verwonden bij een betreden van zijn verblijfruimte doorinrichtingsmedewerkers. Verzoeker heeft na een twee uur durend gesprek het glas weggelegd, doch bij binnenkomst van zijn verblijfsruimte door personeel een ander stuk glas gepakt, zichzelf in hals en borst gesneden. Tijdens dedaarop volgende worsteling is een pees van de linkerduim van een medewerker doorgesneden. Na behandeling op de spoedeisende hulp weigerde verzoeker, opnieuw onder bedreiging zichzelf iets aan te doen, terug te keren naar deinrichting. Verzoeker is na overleg met de dienstdoend psychiater alsnog vanuit het ziekenhuis naar de separatieruimte in de inrichting overgebracht. Verzoekers gedragingen in de separeerruimte zijn zodanig geweest dat voortstoepassing van dwangmedicatie en fixatie noodzakelijk is geacht. De schriftelijke mededeling van de maatregel tot isolatie d.d. 5 juli 2002 (mede gelet op de wettekst leest de voorzitter separatie) is wegens verzoekers slechtefysieke conditie en verwardheid hem eerst op 8 juli 2002 te 14.35 uur uitgereikt.

Op grond van artikel 7, vierde lid, onder b, Bvt is een beslissing tot separatie voorbehouden aan het hoofd van de inrichting of diens plaatsvervanger. Ingeval van dringende noodzakelijkheid kan ingevolge artikel 34, derde lid, Bvthet afdelingshoofd beslissen tot separatie voor ten hoogste vijftien uren.
Uit het inrichtingsprotocol '(plaatsvervangend) hoofd van de inrichting' blijkt dat de algemeen directeur het hoofd van de inrichting is, alsmede dat de directeur patiëntenzorg en de directeur bedrijfsvoering plaatsvervangend hoofdvan de inrichting zijn. Voorts is in genoemd protocol onder meer bepaald dat buiten kantooruren het hoofd van dienst de verpleegde hoort, beslist tot separatie en de verpleegde schriftelijk informeert over de opgelegde maatregel,dit alles in naam en onder verantwoordelijkheid van het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting.
Gebleken is dat het hoofd van dienst, de heer K., hoofd van de afdeling resocialisatie, de onderwerpelijke thans nog voortdurende beslissing heeft genomen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is op grond van hetvorenstaande aannemelijk geworden dat verzoekers situatie in de nacht van 5 juli 2002 zodanig was dat het dringend noodzakelijk was verzoeker zonder tussenkomst van het hoofd van de inrichting te separeren.
De voorzitter merkt op dat gelet op artikel 6, vierde lid, Bvt in verbinding met artikel 1 onder s, Bvt het hoofd van dienst niet kan worden aangemerkt als plaatsvervangend hoofd van de inrichting.
Niet gebleken is dat het hoofd van de inrichting binnen vijftien uur na de beslissing van het hoofd van dienst d.d. 5 juli 2002 zich een oordeel heeft gevormd over de noodzaak tot voortzetting van de separatie en daartoe heeftbeslist.
Hoewel op grond van de stukken naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in materieel opzicht verzoekers situatie voldoende redengevend was om de separatie na vijftien uren voort te zetten op de gestelde gronden, komt devoorzitter tot de slotsom dat, gelet op het vorenstaande, er formele termen aanwezig zijn voor toewijzing van het verzoek, nu de beslissing klager te separeren niet voldoet aan de wettelijke voorschriften als bepaald in artikel 34,eerste lid, jo. artikel 7, vierde lid, Bvt.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 11 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven