Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1371/GV, 1 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1371/GV

betreft: [klager] datum: 1 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juni 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De bezwaren tegen klager zijn gebaseerd op onvolledige informatie. Klager heeft insamenwerking met maatschappelijk werk en de intern traject begeleider een traject uitgestippeld voor na en eventueel in detentie. Als er groen licht wordt gegeven voor een algemeen verlof worden de mogelijkheden binnen dedetentietijd ruimer en kan er alvast worden uitgekeken naar werk. De eerste veertien maanden van detentie heeft klager voor onrust gezorgd. Hij lag toen aardig met zichzelf overhoop en vertoonde daardoor labiel gedrag. Tijdenstweederde van zijn detentie was daar geen sprake van. Het plegen van een delict in de proeftijd is geschied, omdat klager in die tijd zeer labiel was en overmatig alcohol gebruikte, waardoor het allemaal is misgelopen. Klagergebruikt momenteel geen drugs of alcohol en wil die ook niet meer gebruiken. Hij voelt zich beter en sterker dan ooit.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek wordt niet voor inwilliging vatbaar geacht, omdat gezien de beschikbare informatie er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Er is sprake van veelvuldige recidive voor het plegen van o.a. vermogens- engeweldsdelicten, hetgeen tot diverse detenties heeft geleid. Bij een eerdere veroordeling kreeg klager een proeftijd opgelegd tot 21 maart 2002. Nog binnen deze proeftijd heeft klager zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstiggeweldsdelict dat heeft geleid tot zijn huidige detentie. Het risico van recidive dient in klagers geval hoog te worden ingeschat. Daarnaast is uit de verkregen informatie af te leiden dat klager te kampen heeft met alcohol- endrugsproblematiek. Klagers gedrag is sinds kort nog maar naar behoren. Derhalve is het vertrouwen in een goed verloop van een verlof nog niet aanwezig. Verlofverlening wordt maatschappelijk onaanvaardbaar geacht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van locatie Esserheem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Zutphen heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlof onder de voorwaarde dat drugs- en/of drankgebruik niet plaatsvindt.
De politie te Groningen heeft aangegeven geen bezwaar te hebben.
Het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs te Assen heeft aangegeven dat het contact met klager nog te kort gaande is om een goed en weloverwogen indruk te hebben gekregen. Hij kiest momenteel voor een minder zwaar traject danwaar eerst naar gekeken werd. De rapporteur is van mening dat klager serieus is in zijn wens om na detentie niet meer terug te willen vallen in oud gedrag, maar hij lijkt wat dat betreft nog aan het begin te staan.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk twee jaar met aftrek en zes maanden wegens poging tot doodslag, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datumvalt op of omstreeks 21 februari 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Klager heeft veelvuldig gerecidiveerd voor wat betreft vermogens- en geweldsdelicten, ook tijdens een hem opgelegde proeftijd. Daarbij is er sprake van alcohol- en drugsproblematiek. Weliswaar is er inmiddels een positieve kenteringin zijn gedrag geconstateerd maar de beroepscommissie is van oordeel dat deze nog te recent is om vertrouwen te hebben in een goed verloop van een verlof.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en c. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 augustus 2002

secretaris voorzitter

Naar boven