Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0630/GM, 30 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/630/GM

betreft: [klager] datum: 30 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 19 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 13 maart 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2002, gehouden in De Leuvense Poort te ‘s-Hertogenbosch, is klagers raadsman, mr. J.H.L.C.M. Kuypers gehoord.
Hij heeft medegedeeld dat klager, die met speciaal transport naar de zitting vervoerd zou worden, om die reden ervan af heeft gezien ter zitting te verschijnen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 1 maart 2002, betreft de weigering van de inrichtingsarts klagers oude en betere matras voor te schrijven wegens rugklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft indertijd een ietwat dikker dan het gebruikelijke zogenaamd ‘medisch’ matras gekregen, omdat hij last had van rugklachten. Door het gebruik van dat matras had klager aanzienlijk minder klachten dan nu hij het nieuwverstrekte matras gebruikt.
Omdat klager meer baat stelt te hebben bij het oude matras, wil hij dat matras weer terug.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, in beroep niet nader toegelicht. Dit luidt als volgt.
In het verleden waren de matrassen door het vele gebruik slecht van kwaliteit geworden. Als men klachten had over zijn matras kreeg men in uitzonderlijke gevallen een ander matras. Dit waren gewone matrassen van schuimrubber, maarwel dikker en stugger van samenstelling. Inmiddels zijn er voor de gehele inrichting nieuwe en kwalitatief betere matrassen aangeschaft en is er besloten om geen afwijkende matrassen meer te verstrekken, ook niet aan klager.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing alle gedetineerden een nieuw matras te verstrekken en niet langer de mogelijkheid te bieden een ander matras op cel te hebben isgenomen door de directeur.
Klagers klacht betreft gelet op het voorgaande niet het handelen van de inrichtingsarts, maar een voor alle gedetineerden geldende beslissing van de directeur. De klacht betreft derhalve niet een medisch handelen van de aan deinrichting verbonden arts als bedoeld in artikel 28 Pm en klager moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

Voor zover klager stelt dat de inrichtingsarts ten onrechte een medische indicatie heeft onthouden voor een nieuw en ander matras dan het huidige, is niet aannemelijk geworden dat ene dergelijke indicatie op grond van de medischegegevens noodzakelijk is te achten. In zoverre is het beroep ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover gericht tegen het onthouden van zijn oude matras.

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover gericht tegen het onthouden van een medische indicatie voor een ander matras dan het huidige.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 30 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven