Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0871/GA, 25 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/871/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 26 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.M. Beg,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 april van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag te Hoorn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 juni 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, zijn gehoord klagers raadsman mr. B.M. Beg, en de heer[...], unit-directeur bij het h.v.b. Zwaag.
Klager heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de ongemotiveerde weigering van de directie om aan klager en zijn raadsman inzage te verlenen in de dagrapportages van klager, ondanks door het afdelingshoofd daartoe gedane toezeggingen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt door zijn raadsman als volgt toegelicht.
In het penitentiair dossier zitten minder stukken dan in het inrichtingsdossier. Zo bevinden de dagrapportages zich bijvoorbeeld wel in het inrichtingsdossier, maar niet in het penitentiair dossier.
Klager had kort voor de strafzitting vernomen dat de rapportage die door de reclassering zou worden opgemaakt niet tijdig gereed zou komen. Daarom wilde ik een soort vervangende rapportage opstellen. Dit behoort tot de controlerendetaak van de raadsman. In het inrichtingsdossiers kunnen gegevens zitten waarvan het belangrijk is dat deze ter kennis van de rechter komen. Zo had klager gesproken met docenten en die waren positief over hem. Het is belangrijk dathet hof kennis neemt van de positieve ontwikkelingen van klager. Daarnaast is het van belang te weten of er akkefietjes in de dagrapportages genoemd worden en zo ja of die misschien per ongeluk genoemd zijn. Hier kun je alleen maarachter komen als je het dossier mag inzien.
Klager heeft recht op inzage van het dossier. Dit is het totale dossier, niet het – beperktere – penitentiair dossier. Dat het penitentiair dossier een vaste indeling heeft, wil niet zeggen dat inzage in het inrichtingsdossier nietmogelijk is. Het tegendeel heb ik niet in de Nota van toelichting gezien.
De argumentatie van het h.v.b. dat ze het te druk hebben om inzage in het inrichtingsdossier te verlenen doet niet ter zake.
Klager is in maart 2002 afgestraft. Hij wacht thans nog op selectie. Ook in dat kader is de inhoud van het inrichtingsdossier relevant.
De stelling van de directie dat ik de reclassering had kunnen bellen met de vraag of bepaalde informatie uit het inrichtingsdossier in het reclasseringsrapport kan worden opgenomen gaat niet op. Immers, dan moet je eerst weten welkeinformatie er in het inrichtingsdossier zit.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door de advocaat is niet tijdig een reclasseringsrapport voor de rechter aangevraagd. Daardoor was het rapport niet tijdig gereed.
De advocaat had de reclassering kunnen bellen met de vraag of bepaalde informatie uit het inrichtingsdossier opgenomen kon worden in het reclasseringsrapport. Dat zouden ze dan hebben gedaan, maar klagers raadsman heeft dezemogelijkheid niet benut.
De voorlopige rapportage is uiteindelijk een dag voor de zitting gereed gekomen.
Voor de selectie worden de dagrapportages gebundeld voor de selectiefunctionaris. Die informatie is op dat moment beschikbaar voor inzage voor de gedetineerde en diens raadsman.
Binnenkort wordt klager geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting.
Het is te druk om iedere advocaat in de inrichtingsrapportages te laten snuffelen.

3. De beoordeling
De artikelen 36 en 37 van de Penitentiaire maatregel (Pm) bepalen welke stukken volgens welke vaste standaardindeling in het penitentiair dossier worden opgenomen.

Artikel 37, tweede lid, Pm bepaalt dat de overige op de gedetineerde betrekking hebbende stukken – die niet in het penitentiair dossier worden opgenomen – worden verzameld in een inrichtingsdossier. Zij worden gerangschikt naaronderwerp in chronologische volgorde.

In de Nota van toelichting (Nvt) bij artikel 36 Pm is over de penitentiaire dossiers het volgende bepaald:
"In dit artikel (...) is bepaald dat deze dossiers volgens een standaardindeling worden ingedeeld. In het eerste lid worden voorts de onderdelen genoemd die in ieder geval in een penitentiair dossier dienen te worden onderscheiden.Met het geven van deze regels vormen de dossiers een persoonsregistratie in de zin van artikel 1 van de Wet op de persoonsregistraties (WPR) (...)".

De Nvt bij artikel 40 Pm bepaalt voorts:
"Zoals hiervoor reeds werd opgemerkt is de WPR van toepassing op de penitentiaire dossiers. Dit houdt in dat ook de bepalingen over inzage uit die wet van toepassing zijn (...)".

In de in de artikelen 36 en 37 Pm opgenomen opsomming van stukken die in het penitentiair dossier dienen te worden opgenomen, worden niet de dagrapportages genoemd. Hieruit volgt dat deze niet vallen onder het penitentiair dossier,maar onder het inrichtingsdossier.
Het inzagerecht is, gelet op het voorgaande, slechts van toepassing op de penitentiaire dossiers en niet op de inrichtingsdossiers.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing van de directeur tot weigering inzage te geven in de dagrapportage – die deel uitmaken van het inrichtingsdossier en niet van het penitentiair dossier – niet in strijd ismet een wettelijk voorschrift en evenmin onredelijk of onbillijk kan worden geacht. Zij verklaart het beroep dan ook ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 25 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven