Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1159/GA, 29 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1159/GA

betreft: [klager] datum: 29 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 27 mei 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juli 2002, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en de heer[...], unit-directeur van het h.v.b. Arnhem-Zuid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet mogen invoeren van een laptop.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb een klacht ingediend in maart en vervolgens heb ik niets meer vernomen tot ik de uitspraak ontving op 7 juni 2002. De directie heeft aanvullende informatie gegeven, maar ik ben niet gehoord. Het gaat mij om de motivering vande negatieve uitspraak van de beklagrechter, die is mij onduidelijk. De beklagrechter zegt dat niet te controleren is wat er in een laptop zit. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld een eigen t.v. of radio. De inrichting kan dezeapparatuur op kosten van de gedetineerde opsturen, laten onderzoeken en verzegelen. De electronica in een laptop is zeer gevoelig. Je kan een laptop niet zomaar losschroeven en er mee gaan knoeien. Verder is een laptop zeer compact,waardoor er geen ruimte is om extra apparatuur in te voegen. Als ik met een stand-alone laptop ga werken is er geen uitgang naar buiten. Ik kom zelf uit de computerwereld en ik heb al gezien dat de computers van het onderwijs zijnverouderd. Mijn kennis gaat die van het onderwijs te boven, zij kunnen mij niets bieden. Daar komt nog bij dat ik niet voldoende tijd krijg voor het volgen van een studie. In de huisregels staat niet dat het verboden is om eenlaptop op cel te hebben. Ik laat de beroepscommissie een folder van het onderwijs zien. Daarin wordt de mogelijkheid geboden om een schriftelijke cursus van het LOI te volgen, ook als die cursus al voor de detentie is begonnen. Erwordt verder geen voorbehoud gemaakt of een beperking genoemd voor het volgen van informatica-opleidingen, daar heb ik nog speciaal naar gevraagd.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de huisregels staat op het lijstje toegestane voorwerpen apparatuur omschreven die men op cel mag hebben. Daar valt de computer niet onder. Computers moeten uit veiligheidsoverwegingen nagekeken worden en dat gaat het niveau vande inrichting te boven. Bovendien kunnen gedetineerden gebruik maken van de computers van het onderwijs. Er vinden tussendoor up-dates van de apparatuur plaats om gedetineerden onderwijs van voldoende niveau te kunnen blijvenaanbieden. Het wordt moeilijk als het niveau van de gedetineerde hoger is. Ik heb mij laten adviseren door het hoofd automatisering. Die heeft mij ontraden om een gedetineerde een laptop op cel te laten houden, ook al gebeurt ditincidenteel. De veiligheids- en beheersrisico’s zijn te groot. De huisregels lieten de beslissing over het op cel houden van een computer aan de directeur. Het uitgangspunt is altijd geweest dat in beginsel geen laptop op cel istoegestaan, daar is streng de hand aan gehouden. Uitzonderingen op die regel zijn er nog niet geweest. Inmiddels is dit grijze gebied opgeheven met de wijziging van de huisregels medio mei. Computers op cel zijn verboden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de behandeling van klagers klacht door de beklagrechter in dit geval de termijn van vier weken zoals bedoeld in artikel 67, eerste lid. Pbw heeft overschreden en dat niet is gebleken van eenmededeling van verlenging van deze termijn. Nu de wet hier geen sanctie aan verbindt en de zaak in beroep geheel opnieuw wordt beoordeeld, kan een en ander niet leiden tot gegrondverklaring van het beklag.

Artikel 64, eerste lid, Pbw bepaalt dat de beklagcommissie de klager en de directeur in de gelegenheid stelt omtrent het klaagschrift mondelinge opmerkingen te maken, tenzij zij het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk,kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht. De beklagrechter heeft het beklag in dit geval kennelijk ongegrond geacht, hetgeen verklaart waarom klager niet is gehoord.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende.
Op grond van artikel 45, eerste lid, Pbw kan in de huisregels van de inrichting worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijkis in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.
In het tweede lid van artikel 45 Pbw wordt bepaald dat de directeur de gedetineerde toestemming kan geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet verboden is ingevolge het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsendan wel bij zich te hebben voorzover dit zich verdraagt met het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of het belang van de directeur terzake zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen.
In de ministeriële Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen d.d. 24 juli 1998, nr. 705050/98/DJI wordt een en ander nader uitgewerkt in afdeling 4.5.1.
In de praktijk kunnen zich drie situaties voordoen:
a) het voorwerp staat op de lijst van verboden voorwerpen;
b) het voorwerp staat op de lijst van toegestane voorwerpen en
c) het voorwerp staat op geen van beide hiervoor genoemde lijsten.

Indien een gedetineerde klaagt over een weigering van de directeur om toestemming te verlenen voor de invoer van een voorwerp dat op de lijst met verboden voorwerpen voorkomt (geval sub a.), klaagt de gedetineerde over de uitvoeringvan een voor alle (zich in de inrichting bevindende) gedetineerden geldende regeling. Tegen een dergelijke beslissing is in beginsel geen beklag mogelijk.

Indien een gedetineerde klaagt over de weigering van toestemming tot invoer c.q. intrekking van de toestemming tot het houden van een voorwerp dat voorkomt op de lijst met toegestane voorwerpen (geval sub b.) is de gedetineerdeontvankelijk in zijn klacht en dient te worden beoordeeld of de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden geacht.

Indien een gedetineerde klaagt over de weigering van de directeur tot het geven van toestemming voor de invoer c.q. tot het houden van een voorwerp dat op geen van beide lijsten voorkomt (geval sub c.), is de gedetineerdeontvankelijk in zijn klacht en dient te worden beoordeeld of de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk moet worden geacht.

In de onderhavige zaak betreft het een laptop. In de huisregels van het h.v.b. Arnhem, zoals deze golden ten tijde van de bestreden beslissing, komt een laptop op geen van de voornoemde lijsten voor. Dit betekent dat de directeureen afweging diende te maken of klager de laptop wel of niet in mocht voeren en op cel mocht houden. Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen over de veiligheids- en beheersrisico’s van het houden van eenlaptop op cel, is de beroepscommissie van oordeel dat de weigering van de directeur om klager een laptop in te laten voeren, niet in strijd is met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij merkthierbij op dat gedetineerden binnen de inrichting gebruik kunnen maken van de computers van het onderwijs.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 29 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven