Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1918/GB, 6 augustus 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/1918/GB

Betreft: [klager] datum: 6 augustus 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.L.P. Biesmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 juni 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te over te plaatsen naar huis van bewaring (h.v.b.) van het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 april 2013 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de locatie Sittard. Op 6 juni 2013 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst naar het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn omdat hij niet rechtmatig in Nederland zou verblijven. Klager heeft echter een rechtsgeldige verblijfstitel in een van de EU-staten, te weten Frankrijk. Klager is ook geboren in
Frankrijk. Formeel zou het zo kunnen zijn dat klager geen verblijfsrecht heeft in Nederland. Klager heeft echter ook niet verzocht om in Nederland te mogen verblijven. Hij verblijft in voorlopige hechtenis en hij wordt derhalve noodgedwongen
geconfronteerd met de door de Nederlandse staat verplicht gestelde aanwezigheid in Nederland. De selectiefunctionaris stelt dat strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidstraf geen rechtmatig verblijf hebben
in Nederland in aanmerking komen voor plaatsing in een inrichting die is aangewezen als inrichting voor bijzondere opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Klager bevindt zich nog in voorlopige hechtenis en derhalve is er geen sprake van
een tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Voorts geeft de selectiefunctionaris aan dat klager, gelet op zijn strafrestant tot 10 april 2011, in aanmerking komt voor plaatsing in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Dit is onbegrijpelijk voor
klager. Bovendien kan ten aanzien van klager nog geen sprake zijn van een strafrestant van minder dan vier maanden, omdat klager nog voorlopig gehecht is. Klager heeft dringende persoonlijke belangen bij een terugplaatsing naar het h.v.b. van de
locatie
Sittard. Klager verwijst hierbij naar zijn familieomstandigheden, het contact met zijn raadsman en het feit dat zijn zaak dient voor de rechtbank Maastricht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aan klager is op 4 april 2013 een M122 formulier uitgereikt en de vreemdelingendienst heeft zijn dossier overgedragen aan de Dienst Terugkeer & Vertrek. Klager zal na ommekomst van zijn detentie worden uitgezet. Het is duidelijk dat bezoekers vanuit
Frankrijk (Lyon) een langere reis moeten maken om klager te bezoeken. Bezoekproblemen zijn echter inherent aan het ondergaan van de detentie.

4. De beoordeling
4.1. Ingevolge het gewijzigde artikel 20b, eerste lid, van de Regeling (Stcr. 27 februari 2013, nr. 5022) worden vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien
van wie voorlopige hechtenis ingevolge een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd in een inrichting of een afdeling voor
strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen geplaatst. In de toelichting op dit artikel staat dat voorlopig gehechte vreemdelingen na het afgeven van een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding in beginsel in een inrichting voor strafrechtelijk
gedetineerde vreemdelingen worden geplaatst. Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden zou derhalve een uitzondering op dit plaatsingsbeleid kunnen worden gemaakt.

4.2. Klager betwist dat hij ongewenst vreemdeling is. Uit de stukken is echter niet gebleken dat klager een rechtsgeldige verblijfstitel in Nederland heeft en derhalve kan hij als vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin
van artikel 8 van de Vreemdelingenwet worden aangemerkt. Klager verblijft in voorlopige hechtenis en ten aanzien van hem is een bevel tot gevangenhouding afgegeven. Klager voldoet derhalve aan de criteria voor plaatsing in een inrichting of afdeling
voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Uit de bestemmingsaanwijzingen blijkt dat het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn voor opneming van voorlopig gehechte vreemdelingen (anders dan de selectiefunctionaris kennelijk abusievelijk heeft
vermeld is klager voorlopig gehecht en is er geen sprake van een nu al vaststaand strafrestant of einddatum detentie) is bestemd. Klager heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan een uitzondering op het onder 4.1 beschreven plaatsingsbeleid
zou moeten worden gemaakt. Bezoekproblemen zijn immers inherent aan het ondergaan van detentie en de vestigingsplaats van een raadsman vormt geen selectiecriterium. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit,
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 6 augustus 2013

secretaris voorzitter

Naar boven