Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0605/GB, 18 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/605/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 14 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.Y.Jokhan, namens

[...], geboren [...]1972, verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 maart 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 11 april 2002 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Zoetermeer te Zoetermeer ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 19 juli 2000 gedetineerd. Hij verbleef van 19 juli 2000 tot 29 november 2001 in detentie in Duitsland. Op 29 november 2001 is hij vanuit Duitsland overgeplaatst naar het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag teHoorn. Op 15 maart 2002 is hij geplaatst in de gevangenis Zoetermeer, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, tot welke straf hij. in Duitsland is veroordeeld. Het gerechtshof te Arnhem heeft deze gevangenisstraf in het kader van de wet overdracht tenuitvoerleggingstrafvonnissen overgenomen.
De tenuitvoerlegging van de straf is op 19 juli 2000 in Duitsland aangevangen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 juli 2002.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris
als volgt toegelicht.
Voordat klager in Nederland gedetineerd werd, heeft hij anderhalf jaar in Duitsland gedetineerd gezeten, waar hij wegens de invoer van verdovende middelen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Hij ondergaat zijndetentie in Nederland in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS).
Het heeft lang geduurd voordat klager werd overgedragen aan Nederland. Duitsland heeft de afhandeling van het WOTS-verzoek nodeloos vertraagd.
Klager heeft slechte herinneringen aan zijn detentie in Duitsland. Zijn jongste dochter is geboren terwijl hij in Duitsland gedetineerd was en hij heeft haar in de afgelopen tijd slechts tweemaal gezien. Klagers advocaat had hemlaten weten dat hij, na zijn overbrenging naar Nederland, vermoedelijk direct in vrijheid zou worden gesteld. Dat bleek echter niet waar te zijn. Na zijn overdracht aan Nederland werd hij geplaatst in de locatie De Eenhoorn inHoorn. In de Eenhoorn werd een selectieadvies opgesteld waarin de inrichting adviseerde klager te plaatsen in een penitentiaire open inrichting (p.o.i.). Die plaatsing in een p.o.i. zou in de tweede week van januari 2002 zijn beslagkrijgen. Tot dat moment hadden alle urinecontroles van klager een negatieve uitslag laten zien. In de Eenhoorn is een en ander verkeerd gegaan. Na klagers eerste weekeindverlof kreeg hij te horen dat hij niet meer mocht deelnemenaan de arbeid. De reden die hem werd gegeven was dat de inrichting de bestemming van inrichting voor jong volwassenen zou krijgen en dat er bij de arbeid daarom geen ruimte voor hem was. Ook ander activiteiten vervielen.
Hij heeft in de inrichting gesproken met de humanist en met personeel van het Bureau Selectie en Detentiebegeleiding. Hem werd toen medegedeeld dat hij mogelijk in aanmerking zou komen voor deelname aan een penitentiair programmamet elektronisch toezicht. Dit ging niet door, omdat er geen penitentiair dossier van klager voorhanden zou zijn en omdat er in Heerhugowaard, waar klager het penitentiair programma zou volgen, een te lange wachtlijst was. Toen hijvervolgens na zijn laatste weekeindverlof terugkeerde naar het huis van bewaring werd hem daar een ‘joint’ aangeboden. Hij heeft die joint toen gerookt. Hij dacht dat softdrugs gebruikt mochten worden in het huis van bewaring. Hijkreeg een urinecontrole en de uitslag daarvan was positief.
Klager wil graag geplaatst worden in een inrichting in de buurt van de woonplaats van zijn vrouw en kinderen. Het is voor zijn echtgenote nu erg moeilijk om hem te komen bezoeken, want hij is geplaatst in Zoetermeer en zijnechtgenote woont in Anna Pauwlona (bij den Helder). Op dit moment verblijft hij op de F-afdeling van de locatie Zoetermeer en zit daar tussen allemaal langgestraften.
Zijn enige fout is geweest dat hij met zijn auto, met daarin een hoeveelheid marihuana, naar Duitsland is gegaan. Hij is van mening dat hij er recht op heeft om te worden geplaatst in (tenminste) een half open inrichting. Indien hijzijn straf in Duitsland zou hebben uitgezeten, was hij namelijk inmiddels al in vrijheid gesteld. In Duitsland eindigt de tenuitvoerlegging immers nadat een straf voor de helft is uitgezeten. In Nederland is dit pas het geval nadattweederde deel van de straf is uitgezeten. Klagers v.i.-datum valt in juli 2002. Vanwege de korte nog resterende straftijd is er op advies van zijn advocate geen gratieverzoek ingediend. De behandeling van een gratieverzoek neemtimmers zes maanden in beslag.
Klager zou het restant van zijn straf graag willen ‘uitzitten’ door deelname aan een penitentiair programma, indien nodig met toepassing van elektronisch toezicht. Indien dit niet mogelijk is, wil hij graag geplaatst worden in eeninrichting in de buurt van de woonplaats van zijn echtgenote.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager scoorde bij een urinecontrole op 11 januari 2002 positief op cannabis met een waarde van 184 THC. De inrichting moest klager toen wel voorstellen voor een gesloten inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Hetlandelijke beleid bij het gebruik van softdrugs is namelijk dat een gedetineerde met een waarde van meer dan 100 niet in aanmerking komt voor plaatsing in een beperkt of zeer beperkt beveiligde inrichting.
Klager is geselecteerd voor de gevangenis Zoetermeer, omdat daar leegstand dreigde en omdat de selectiefunctionaris medeverantwoordelijk is voor een adequate benutting van de gevangeniscapaciteit.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op het feit dat klager met een waarde van 184 positief scoorde op softdrugs bij een bij hem op 11 januari 2002afgenomen urinecontrole, niet in aanmerking kwam voor plaatsing in een inrichting met een (zeer) beperkt beveiligingsniveau.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 18 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven