Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0744/GA, 10 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/744/GA

betreft: [klager] datum: 10 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 maart 2002 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen van klager na zijn overplaatsing van het h.v.b. Torentijd naar de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Zijn klacht is doorgestuurd naar de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught te Vught, maar hiermee krijgt hij niet zijn spullen terug. Hij kan niet zeggen wie er verantwoordelijk is voor de vermissing van zijnspullen, maar hij is er in ieder geval de dupe van.
Hij heeft ook zijn in bewaring genomen spullen niet gehad en deze staan ook niet in het celontruimingsverslag.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In de Regeling afhandeling schadegevallen d.d. 13 augustus 1993, nr. 383893/93/DJI en de daarop aanvullende brief d.d. 20 december 1996, nr. 586080/96/DJI is bepaald dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht.Eerst na tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting gaat de verantwoordelijkheid over op de ontvangende inrichting.
Op de vrachtbrief met nummer 078884 – dit is het exemplaar van de vrachtbrief die bestemd is voor de geadresseerde, in het onderhavige geval de p.i. Vught – heeft de ontvangende inrichting getekend voor ontvangst door middel van deaantekening op de vrachtbrief: "dozen binnen (Vught) 20-06-2001".
Hieruit blijkt dat de twee dozen met klagers goederen op 20 juni 2001 zijn ontvangen in de p.i. Vught. De beroepscommissie is van oordeel dat daarmee de verzendende inrichting – het h.v.b. Torentijd – niet langer aansprakelijk wasvoor de vracht en dat de ontvangende inrichting – p.i. Vught – op dat moment verantwoordelijk werd voor de vracht. Nu van de kant van de directeur van h.v.b. Torentijd geen onzorgvuldigheid is gebleken en de beklagcommissie de zaakter verdere inhoudelijke afdoening naar de commissie van toezicht bij de p.i. Vught heeft gestuurd, staat in beroep thans slechts ter beoordeling de beslissing van de beklagcommissie inzake de zorgvuldigheid van de directeur vanh.v.b. Torentijd.
Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 10 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven