Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1258/GV, 15 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1258/GV

betreft: [klager] datum: 15 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Figge, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan hij er inmiddels zeven maanden heeft uitgezeten. Op 23 maart 2013 is klagers vader onverwacht overleden. Voor klager is het verschrikkelijk dat hij geen afscheid heeft kunnen nemen
en dat hij de begrafenis heeft gemist. Klager is benaderd door zijn broer vanuit Roemenië met het verzoek zo spoedig mogelijk terug te keren naar Roemenië. Het is vanuit hun cultuur een plicht om op vaste momenten na het overlijden van een naast
familielid verschillende rituelen uit te voeren (onder andere 9 dagen en 40 dagen na de begrafenis). Zonder verdere hulp dient klagers broer alles alleen te organiseren, niet alleen de begrafenis en de daarop volgende rituelen, maar ook al het overige
dat nodig is wanneer de laatste ouder overlijdt. De moeder is reeds overleden en er zijn geen andere kinderen. Klagers broer redt dit alles niet in zijn eentje en hij heeft daarbij de hulp van klager hard nodig. Klager wil kunnen rouwen om het verlies
van zijn vader en heeft zelf ook zijn broer nodig. Klager wil graag in de gelegenheid gesteld worden het beroepschrift mondeling toe te lichten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Strafonderbreking naar het buitenland kan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen worden toegestaan, waarbij de aanwezigheid van betrokkene noodzakelijk is. De situatie is niet zodanig dat klager in Roemenië aanwezig zou moeten zijn. Klager heeft bij
zijn verzoek aangegeven dat zijn broer om medische redenen niet in staat is om zaken af te handelen. Dit is echter niet met stukken van deskundigen onderbouwd.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Havenstraat te Amsterdam heeft op 11 april 2013 positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven dat er zaakinhoudelijk en gezien het delict geen bezwaar bestaat tegen verlening van strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek wegens oplichting, het zogenaamde skimmen. Aansluitend dient hij een dag subsidiaire hechtenis te ondergaan. De einddatum van de detentie is omstreeks 16 juli 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking.

Namens klager is aangegeven dat klager graag in de gelegenheid wordt gesteld het beroep mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om
op
het beroep te beslissen.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 5, eerste lid, tweede volzin, van de Regeling kan de Minister in bijzondere omstandigheden toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft.

Klager heeft om strafonderbreking verzocht om zijn broer te helpen bij de begrafenis, de erfenis en het aanvragen van een uitkering. Klagers broer kan niet lezen en schrijven en het is noodzakelijk dat klager deze zaken regelt. Namens klager is voorts
aangevoerd dat het vanuit klagers cultuur een plicht is om na het overlijden van een naast familielid verschillende rituelen uit te voeren. Daargelaten dat de data voor de rituelen al zijn verstreken, is de beroepscommissie van oordeel dat de door
klager opgegeven reden voor strafonderbreking niet kan worden aangemerkt als een zodanig bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer dat klager daarvoor strafonderbreking in Roemenië verleend dient te worden. De afwijzing van klagers verzoek tot
strafonderbreking kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager binnen afzienbare tijd in vrijheid zal worden gesteld.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 15 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven