Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3890/TB, 14 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3890/TB

betreft: [klager] datum: 14 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Oldenburg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 29 november 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager met bijstand van een tolk in de Marokkaanse taal en bijgestaan door zijn raadslieden mr. L.M. Oldenburg
en
[...], en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC De Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 7 april 1995 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 20 december 1991 geplaatst in de Van Mesdagkliniek. In de periode 2004-2006 is klager tijdens proefverlof
ontvlucht geweest in Marokko. Op 16 januari 2007 is klager geplaatst in FPC De Meren (FPC Inforsa). Op 7 juli 2010 is klager geselecteerd voor de longstayvoorziening FPC De Pompestichting, alwaar hij op 20 juli 2010 is geplaatst. Op 23 januari 2012
heeft FPC De Pompestichting de Staatssecretaris geadviseerd tot voortzetting van de longstay status van klager. Op 15 mei 2012 en 23 mei 2012 hebben psychiater dr. L. K. en GZ-psycholoog P. K., geadviseerd de longstay status van klager voort te
zetten.
Op 17 september 2012 heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Longstay Forensische Zorg (LAP) geadviseerd tot voortzetting van de longstay staus. De Staatssecretaris heeft op 29 november 2011 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening
voort
te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil terug naar Marokko. Hij wil geresocialiseerd worden en gerepatrieerd worden naar Marokko. Die mogelijkheden moeten beter onderzocht worden door de inrichting. Het Gerechtshof Arnhem
heeft in zijn beslissing van 27 december 2010 klagers verzoek om te worden onderzocht in het Pieter Baan Centrum afgewezen. Klager moet echter onderzocht worden door een onderzoeker die zijn taal spreekt. Een dergelijk onderzoek kan een ander en
relevant licht doen schijnen over de vraag of voortzetting van de longstay status zinnig is en repatriëring naar Marokko een reële optie is. Klager wil dat hij klinisch wordt onderzocht. Klager is het oneens met de verlenging van de longstay status,
omdat hij vindt dat zijn leven op de longstay uitzichtloos is en dit dient te allen tijde te worden vermeden. In 1991 heeft klager voor het laatst enige agressie laten zien. Weliswaar is klager ontvlucht geweest, maar daarna is er geen sprake geweest
van incidenten. De rapportages zijn te mager om tot voortzetting van zijn longstay status te besluiten. Voor zover een terugkeer naar Marokko uitgesloten is, zal moeten worden onderzocht of klager terug kan keren naar een behandelinrichting. Klager wil
naar Marokko om tot rust te komen. Hij wil er werken, trouwen en datgene doen wat iedereen doet.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep, nu dit beroep niet is voorzien van gronden. Zowel de Pompestichting, psychiater L. K.,
psycholoog P. K. en de LAP adviseren tot een voortgezette plaatsing van klager in een longstayvoorziening. De Staatssecretaris verwijst naar de hieromtrent uitgebrachte rapportages. Een verblijf in een longstayvoorziening is voor klager het hoogst
haalbare. De behandelmogelijkheden zijn volledig uitgeput. De Pompestichting acht een hoog beveiligingsniveau geïndiceerd gelet op klagers wens om terug te keren naar Marokko, het onbegrip over zijn verblijf binnen de longstayvoorziening, de meerdere
ontvluchtingen van klager in het verleden en klagers oninschatbaarheid. De LAP schat het individuele beveiligingsniveau als matig in. Het komt voor dat een patiënt mag terugkeren naar een passende vervolgvoorziening in zijn land van herkomst.

4. De beoordeling
De gronden van het namens klager ingediende beroep zijn per brief van 28 december 2012 en ter zitting van de beroepscommissie van 29 maart 2013 aangevuld, zodat klager kan worden ontvangen in zijn beroep.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 20 juli 2010 in de longstayvoorziening van FPC De Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit het advies van FPC De Pompestichting van 23 januari 2012 komt naar voren dat er geen mogelijkheden zijn voor een verder traject. Gelet op het ontbreken van ziekte-inzicht, is volgens de inrichting de verwachting dat klager niet in staat zal zijn om
de factoren die hem beschermen tegen decompensatie zelfstandig vorm te geven.
Uit de pro justitia rapportages van psychiater dr. L. K. en GZ-psycholoog P. K., van 15 en 23 mei 2012 komt naar voren dat niet te verwachten is dat klager behandelbaar zal zijn vanwege een gebrek aan ziektebesef. Klager kan niet functioneren in een
minder beveiligde omgeving zonder dat gevaar op recidive hoog wordt. De behandelmogelijkheden zijn volledig uitgeput. De LAP stelt in zijn advies van 17 september 2009 dat een hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is en dat
er geen mogelijkheden zijn voor een uitstroomtraject naar een GGz-voorziening.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in
redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Er zijn geen redenen gebleken klager opnieuw te laten onderzoek of hem (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor
observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 14 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven