Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0008/GA, 5 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/8/GA

betreft: [klager] datum: 5 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 december 2001 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Nieuw Vosseveld I te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 mei 2002, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught te Vught, is gehoord de heer B. ten Bosch, unit-directeur van de locatie Nieuw Vosseveld I.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afschrijving van de huur van de t.v. van de rekening van klager, terwijl hij in de strafcel zat en de huur van zijn t.v. had opgezegd.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt schriftelijk toegelicht.
De beklagrechter heeft onzorgvuldig gehandeld. Men toetst niets vooraf en neemt blindelings aan wat de directie beweert.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is in de periode waarop klagers beklag betrekking heeft, geen straf van hem geregistreerd. In geval van een strafoplegging kunnen gedetineerden de huur van de t.v. opzeggen. Dit dient schriftelijk te gebeuren. De huur van de t.v.loopt per week. De week waarin de huur wordt opgezegd moet dan nog betaald worden, de week daarna niet meer.
De voorzitter van de beroepscommissie confronteert mij met een andere beklagzaak van klager waarin sprake is van een aan hem opgelegde disciplinaire straf. Ik zal dit onderzoeken en de beroepscommissie schriftelijk informeren.

Per brief van 27 mei 2002 licht de directeur zijn standpunt als volgt toe.
Het eerdere verweer op de klacht van klager, dat hij in die periode geen rapport heeft gehad, is niet juist. Klager is op 9 juli 2001 binnengebracht door de politie, terwijl hij op 29 juni 2001 terug had moeten keren van eenstrafonderbreking. Klager heeft hiervoor een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van 14 dagen opgelegd gekregen. Navraag bij de financiële administratie leert dat klager zijn huur van de t.v. niet heeftopgezegd in die periode.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is vooreerst van oordeel dat de klacht van klager is te herleiden tot een beklagwaardige beslissing van de directeur en dat het beklag daarmee ontvankelijk is.

Klager beklaagt zich erover dat de huur van de t.v. van zijn rekening is afgeschreven, terwijl hij in de strafcel verbleef en de huur had opgezegd. In beroep is komen vast te staan dat klager in de desbetreffende periode inderdaadin de strafcel verbleef als gevolg van een hem opgelegde disciplinaire straf. Klager heeft geen stukken overgelegd ter staving van zijn klacht dat de huur van de t.v. van zijn rekening is afgeschreven. Bovendien blijkt uit detoelichting van de directeur dat klager de huur van de t.v. niet schriftelijk heeft opgezegd.
Het vorenstaande brengt mee dat de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd, klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag zal worden verklaard, maar dit beklag ongegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven