Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0719/GA, 16 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/719/GA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 21 maart 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord Brabant Noord, locatie Grave te Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2002, gehouden in de locatie Nieuw Vosseveld 2 te Vught, is gehoord klagers raadsvrouw mr. J. Serrarens. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvangeen gebruik gemaakt.
De directeur van voornoemde p.i. heeft telefonisch laten weten niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel, wegens het niet
opvolgen van aanwijzingen van het personeel; en
b. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan
een strafcel, wegens het roken van verboden middelen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is met name verbolgen over de wijze waarop hij die dag door het personeel, dus indirect ook door de directeur, is bejegend. Klager bevond zich in zijn cel en werd daar door een overmacht aan penitentiair inrichtingswerkersovermeesterd. Klager werd door hen verwurgd en daarbij werd ook zijn broek naar beneden getrokken. Indien er een verdenking bestond van het gebruik van verdovende middelen, had er voor gekozen kunnen worden om klager eenurinecontrole te laten ondergaan. Klager gebruikte wel verdovende middelen in de inrichting. In beginsel accepteert hij ook daarvoor opgelegde straffen. Dit geval is echter anders, hij heeft niet gebruikt. Er zijn die dag ook geenverdovende middelen aangetroffen bij klager. Klager heeft, toen de p.i.w.-ers in zijn cel kwamen, niets in zijn lichaam willen verstoppen. Ook geldt nog dat de verslaglegger niet degene is de gestelde hasjlucht heeft waargenomen. Devraag die gesteld kan worden is of er sprake is geweest van gepast dan wel van disproportioneel geweld.
Tenslotte wijst klager er nog op dat de motivering van de beslissing van de directeur d.d. 12 februari 2002 niet overeenkomt met de motivering die door de directeur wordt gegeven in zijn verweerschrift bij de beklagcommissie.

De locatie-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van het beklag onder a kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Het beklag onder b ziet op de beslissing van de directeur d.d. 12 februari 2002, waarbij bepaald werd, dat de straf ingegaan was op 10 februari 2002. Straffen met terugwerkende kracht is in strijd met het wettelijk systeem. Ditmaakt dat de beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden komt aan klager een tegemoetkoming toe van na te noemen hoogte.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder b gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven