Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1073/GV, 16 juli 2002
Uitspraakdatum:16-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1073/GV

betreft: [klager] datum: 16 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 mei 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van
algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Het is niet juist dat klager gezegd zou hebben dat hij iets zou doen als iemandzijn kinderen iets aan zou doen. Klager zou zijn kinderen dan willen beschermen. Drie jaar geleden heeft iemand geprobeerd om zijn kinderen te slaan en toen heeft klager de politie ingeschakeld. Het is niet zo dat klager bang isvoor een confrontatie. Als klager straks weer naar buiten mag zal dat heel sterke gevoelens bij hem oproepen, gevoelens van grote opluchting. Klager zou graag zijn gezin weer in de armen willen sluiten, samen met hen willen etene.d.. Verzocht wordt om de beslissing te herzien opdat klager toch binnenkort zijn familie kan bezoeken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld wegens zeer ernstige delictpleging met dodelijke afloop tot een lange gevangenisstraf van vier jaar. Op basis van beschikbaar gestelde gegevens is er sprake van gevaar voor recidive. Klager heeft zelfaangegeven op te zien tegen een confrontatie met buiten bij zijn woonadres en het café in kwestie, de plaats van het delict. Voorts heeft klager aangegeven wraak te zullen nemen als iemand aan zijn kinderen zou komen. Er is sprakevan gevaar voor confrontatie met familieleden van het slachtoffer. Klager heeft aangegeven bang te zijn dat „men“ hem uit de weg zal ruimen en heeft tevens aangegeven als eens te zijn bedreigd. Toen klager die informatie verschafte,maakte hij een reële indruk. De geraadpleegde gedragsdeskundige acht het, gelet op de inhoud van het negatieve advies van de politie, verstandig om enkele voorzorgen in te bouwen, met name het kiezen van een ander verlofadreshetgeen door klager wordt geweigerd. Namens de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwegein, is aangegeven het verloop van een te verlenen verlof moeilijk te kunnen inschatten. Er is geen vertrouwenin een goed verloop van een verlof. In geval van verlofverlening zou sprake zijn van een gevaar voor verstoring van de openbare orde en van een gevaar voor het plegen van strafbare feiten. Behalve van gevaar voor klager zelf, is ersprake van risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers/nabestaanden of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde delict en zou er sprake zijn van risico van maatschappelijke onrust. Een AVG-verlof wordtmaatschappelijk onaanvaardbaar geacht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Namens de directeur van p.i. Utrecht, locatie Nieuwegein, is positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De psycholoog heeft geadviseerd om uit voorzorg klager zijn eerste verlof op een andere locatie te laten doorbrengen dan zijn thuisadres en contact te zoeken met de reclassering.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven dat er geen bijzondere omstandigheden bekend zijn op grond waarvan klagers verzoek zou moeten worden afgewezen. Wel dient er overleg te worden gepleegd met dereclassering.
De reclassering heeft gerapporteerd dat er geen problemen te verwachten zijn tijdens het verlof. Voor zover bekend zijn er geen nabestaanden van het slachtoffer woonachtig in Hilversum. De kans op recidive wordt nihil geacht en dekans dat klager niet terug zal keren van verlof heel gering.
De regiopolitie Gooi en Vechtstreek heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het toekennen van verlof aan klager omdat klager een persoon is met een antecedent op het gebied van een zeer ernstig geweldsdelict en verlenen van verlofnog steeds een risico inhoudt dat klager tijdens dit verlof wederom een strafbaar feit zou plegen. De reactie van de verlofomgeving kan niet worden ingeschat en het feit dat het verlof genoten wordt op het woonadres van klager zoueen extra veiligheidsrisico met zich mee kunnen brengen, waardoor niet echt een inschatting is op te maken. Het verlofadres komt enige keren voor in het mutatiesysteem maar niet op zodanige wijze dat aan de betrouwbaarheid van ditadres getwijfeld moet worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 7 maart 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. De Minister heeft klagers verzoek afgewezen, met name op grond van adviezen van politie en psycholoog, inverband met gevaar voor verstoring van de openbare orde en het gevaar voor het plegen van strafbare feiten, gevaar voor klager en het risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers/nabestaanden of anderszins betrokkenen. Inverband met maatschappelijke onrust wordt een AVG-verlof maatschappelijk onaanvaardbaar geacht.
De beroepscommissie is echter van oordeel dat de onderliggende stukken de bezwaren jegens klager onvoldoende concretiseren. Het Openbaar Ministerie verzet zich niet langer tegen verlofverlening. Weliswaar concludeert de politie tot‘wel bezwaar’ tegen verlofverlening maar wordt daarbij tevens gesteld dat de reactie van de verlofomgeving niet in te schatten is en evenmin het veiligheidsrisico. Door de psycholoog wordt niet negatief geadviseerd ten aanzien vanhet verlenen van verlof maar gesteld dat contact kan worden gezocht met de reclassering waarbij het verlof kan worden voorbereid en een nadere inschatting van de gezinssituatie kan worden gemaakt.
De reclassering is vervolgens verzocht om te rapporteren en heeft positief geadviseerd. Door de reclassering wordt geen gevaar voor recidive gezien en worden geen problemen verwacht tijdens het verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager ter voorbereiding van zijn invrijheidstelling groot belang heeft bij verlof. Gelet op het vorenstaande, de positieve adviezen van de inrichting, de reclassering, de advocaat-generaal enhet gegeven van een aanvaardbaar verlofadres, dient in dit geval aan het belang van klager doorslaggevende betekenis te worden toegekend. Hetgeen ten nadele van de beslissing op klagers verlofaanvraag naar voren is gebracht isonvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen.
De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Zij acht geen termen aanwezigvoor het toekennen van een tegemoetkoming.

02/1073/GV

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 juli 2002

secretaris voorzitter

Naar boven