Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0140/GB, 18 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/140/GB

Betreft: [klager] datum: 18 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.C. Gelok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Roermond niet-ontvankelijk verklaard.

2. De feiten
Klager was sedert 6 december 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Roermond. Op 2 november 2012 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Roermond. Op 21 november 2012 is hij
geplaatst in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid, onder b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Op 13 februari
2013 is hij in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Roermond, omdat hij ongewenst zou zijn verklaard. Klager heeft belang bij een beslissing op zijn bezwaarschrift, omdat hij schade heeft geleden. Door de overplaatsing naar het h.v.b. van de locatie
Roermond is hij zijn werk en daarmee ook zijn inkomsten kwijtgeraakt. Bovendien had klager geen recht meer op verlof.
De selectiefunctionaris heeft klager op 10 januari 2013 niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar omdat klager op 13 november 2012 was geselecteerd voor plaatsing in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn. De selectiefunctionaris is voorbijgegaan
aan
het belang dat klager heeft bij een inhoudelijke beslissing.
De voorzieningenrechter heeft de beslissing tot ongewenstverklaring geschorst en heeft geoordeeld dat klager niet uit Nederland verwijderd mag worden totdat op het bezwaarschrift is beslist. Deze uitspraak ondersteunt klagers stelling dat ten aanzien
van hem op geen enkel moment heeft vastgestaan dat hij na zijn detentie uit Nederland verwijderd zou worden. De overplaatsing van de z.b.b.i. van de locatie Roermond naar het h.v.b. van de locatie Roermond was derhalve onrechtmatig en klager dient
daarvoor schadeloos gesteld te worden.
Het bezwaar tegen de verblijfsbeëindiging en de ongewenstverklaring is op 30 januari 2013 gegrond verklaard. Klager wenst te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst naar het h.v.b. van de locatie Roermond omdat hij ongewenst was verklaard en geen rechtmatig verblijf in Nederland meer had. Dit vormt een contra-indicatie voor een continuering van klagers deelname aan een penitentiair
programma
(de beroepscommissie leest: continuering van klagers verblijf in een z.b.b.i.). Klager heeft op 9 november 2012 een bezwaarschrift ingediend en op 13 november 2012 is hij geselecteerd voor plaatsing in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn. De
selectiefunctionaris heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, omdat er een nieuwe selectiebeslissing was genomen. Hierdoor waren de gronden aan klagers bezwaar komen te ontvallen. Klager is op 13 februari 2013 in vrijheid gesteld en
derhalve adviseert de selectiefunctionaris klager niet-ontvankelijk te verklaren in beroep.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft bezwaar ingediend tegen de selectiebeslissing van 2 november 2012. De beroepscommissie interpreteert het bezwaar aldus dat klager teruggeplaatst wilde worden naar de z.b.b.i. van de locatie Westlinge. De selectiefunctionaris heeft
klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, omdat hij inmiddels was geselecteerd voor het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Het belang aan het bezwaar is hiermee echter niet komen te vervallen. De selectiefunctionaris heeft klager derhalve
op
onjuiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De beroepscommissie zal de zaak om proceseconomische redenen niet terugverwijzen naar de selectiefunctionaris om het bezwaarschrift alsnog inhoudelijk te beoordelen maar de zaak zelf
afdoen.

4.2. Klager wil zijn beroep graag mondeling toelichten. Nu onvoldoende gemotiveerd is waarom klager zijn beroep mondeling wil toelichten en de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst de beroepscommissie
het
verzoek af.

4.3. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, lijkt het belang aan zijn beroep alsnog komen te ontvallen. In beginsel zou dit een aanleiding kunnen zijn om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. Nu in beroep evenwel uitdrukkelijk
is
verzocht om aan klager een redelijke tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.4. Ingevolge artikel 2, tweede lid, onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na de detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd niet in aanmerking
voor plaatsing in een z.b.b.i. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176) staat dat de toekenning van regimair verlof zich niet zou verdragen met het feit dat betrokkene na zijn detentie niet langer in Nederland mag verblijven.
Indien de gedetineerde nog in een procedure is verwikkeld en derhalve nog niet vaststaat of betrokkene zal worden uitgezet of uitgeleverd, dient aan de hand van de subjectieve criteria een individuele afweging gemaakt te worden of betrokkene geschikt
is
om in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap te verblijven.

4.5. Nu in deze procedure is komen vast te staan dat er geen sprake van was dat vast stond dat klager na zijn detentie zou worden uitgezet of uitgeleverd, staat daarmee tevens vast dat de beslissing om klagers verblijf in de z.b.b.i. te beëindigen
onjuist is geweest. Andere contra-indicaties voor een voortzetting van klagers verblijf in de z.b.b.i., anders dan die gelegen in de gewraakte status van ongewenst verklaarde vreemdeling, zijn immers niet aannemelijk geworden. Het beroep zal daarom
gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend als hierna vermeld.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 225,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 18 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven