Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0896/SGA, 27 maart 2013, schorsing
Uitspraakdatum:27-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/896/SGA

Betreft: [klager] datum: 27 maart 2013

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een aantal beslissingen van de directeur van voormelde inrichting, inhoudende, zakelijk weergegeven:
a. het niet telefonisch contact op mogen nemen met verbalisanten inzake de diefstal van een bankpas;
b. het in een verblijfsruimte moeten verblijven waarin geen radiosysteem voorhanden is;
c. het structureel niet reageren op oproepen van verzoeker middels het intercomsysteem;
d. het niet uitgereikt krijgen van een afschrift van een aangifte van vermissing van een reisdocument;
e. het niet in contact kunnen komen met het afdelingspersoneel;
f. het achter glas plaats moeten vinden van advocatenbezoek;
g. het structureel uitvoeren van onderzoeken aan lichaam en kleding en het niet tijdig uitreiken van zijn medicatie;
h. het aanbieden van activiteiten tijdens de voor de recreatie bestemde tijd;
i. het niet deel mogen nemen aan activiteiten na een ziekmelding.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 21 maart 2013. De secretaris van de beklagcommissie heeft op 21 maart 2013 laten weten dat daar nog geen klaagschrift van verzoeker is ontvangen.

1. De beoordeling
Verzoeker heeft in het schorsingsverzoek aangegeven dat dit verzoek tevens als klaagschrift is bedoeld en aan de voorzitter verzocht dit door te willen zenden aan de beklagcommissie. Een afschrift van het schorsingsverzoek is doorgezonden aan de
beklagcommissie. De voorzitter gaat er daarom vanuit dat de beklagcommissie deze klachten zal behandelen. Verzoeker is daarom in zoverre ontvankelijk in zijn verzoek.

Ten aanzien van onderdeel b geldt dat wet- noch regelgeving voorschrijft dat er in de verblijfsruimte een radiosysteem aanwezig dient te zijn. Indien verzoeker over een dergelijk systeem in zijn verblijfruimte wenst te beschikken, dient hij dit - met
toestemming van de directeur - zelf in te voeren. Nu van een dergelijk verzoek en een beslissing daarop niet is gebleken, is er naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen sprake van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van
de
Pbw. Verzoeker kan ten aanzien van dit onderdeel van het verzoek daarin niet worden ontvangen.

Ten aanzien van de onderdelen a, c, d, e en i:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
De voorzitter overweegt dat verzoeker niet gebaat is bij een enkele beslissing tot schorsing, omdat dit niet kan leiden tot de door verzoeker in de onderdelen a, c, d, e en i gewenste situatie. Daarvoor zouden tevens nodig zijn beslissingen als bedoeld
in artikel 68, derde lid, sub a of b, van de Pbw. Voor dergelijke beslissingen is in de schorsingsprocedure geen ruimte.
Gelet op vorenstaande concludeert de voorzitter dat de aard van de bestreden beslissingen zich niet leent voor schorsing. De voorzitter komt derhalve aan een verdere beoordeling van die beslissingen niet toe. Het verzoek zal in zoverre worden
afgewezen.

Ten aanzien van de onderdelen g en h:
De voorzitter stelt – zoals hiervoor reeds overwogen voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde
kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is, dat er een spoedeisend belang is om thans
over
te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Ten aanzien van onderdeel g van het verzoek geldt dat verzoeker stelt een aantal malen aan lichaam en kleding te zijn onderzocht. Hij geeft aan dat dit is gebeurd na celcontroles, vermissing van een stukje metaal en voor en na ieder transport. De door
verzoeker aangevoerde momenten waarop hij aan lichaam en kleding wordt onderzocht leveren – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen (verboden) stelselmatig onderzoek aan lichaam en kleding op. De voorzitter merkt daarbij nog op dat het in het
verzoek vermelde voorvallen op tijdstippen in het verleden hebben plaatsgevonden zodat er ook geen sprake meer is van een tenuitvoerlegging. Ook dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel h van het verzoek geldt dat dit onderdeel van het verzoek onvoldoende feitelijk is onderbouwd. Ook dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel f :
Door de directeur is niet weersproken dat verzoekers contact met zijn rechtsbijstandverlener achter glas dient plaats te vinden. Uitgangspunt is dat een rechtsbijstandverlener op grond van artikel 38, zevende lid, Pbw in beginsel te allen tijde toegang
moet kunnen hebben tot de gedetineerde en zich tijdens dit bezoek vrijelijk met de gedetineerde moet kunnen onderhouden. Eventuele toezichthoudende maatregelen, zoals bezoek van een rechtsbijstandverlener achter glas, zijn slechts toegelaten indien de
directeur na overleg met de rechtsbijstandverlener van mening is dat van de betreffende gedetineerde een ernstig gevaar uitgaat voor de veiligheid van de rechtsbijstandverlener waarbij de directeur van die toezichthoudende maatregelen voorafgaand aan
dat bezoek mededeling doet. Van dit overleg, die inschatting noch van die mededeling is hier gebleken. Gelet daarop houdt de voorzitter het ervoor dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 38, zevende
lid, van de Pbw. De tenuitvoerlegging van deze beslissing komt daarom voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom ten aanzien van dit onderdeel worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van onderdeel b van het verzoek.
Hij wijst het verzoek af ten aanzien van de onderdelen a, c, d, e, g, h en i.
hij wijst het verzoek ten aanzien van onderdeel f van het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing dat klager advocatenbezoek achter glas dient te ontvangen met onmiddellijke ingang, tot het moment dat de beklagcommissie op het
beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 maart 2013.

secretaris voorzitter

Naar boven