Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0447/GB, 3 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/447/GB

Betreft: [klager] datum: 3 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 21 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1979], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 februari 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Grabowski, op 17 mei 2002 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Nieuw Vosseveld II te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 4 juni 2000 gedetineerd. Na een verblijf in verschillende huizen van bewaring is hij vanuit unit 1 van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel, een huis van bewaring, via de locatie De Schie teRotterdam, op 21 januari 2002 geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld II te Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zestien jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 28 december 2000. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31 januari 2011.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte overgeplaatst. Hij heeft duidelijk aangegeven waar het spul, dat op zijn cel is gevonden, vandaan komt. Het betreft een blondeermiddel van de kapper. Uit onderzoek is gebleken dat het spul zwaar versnedenheroïne bevat, maar hier kan je niets mee doen.

Klager heeft daar het volgende aan toegevoegd.
Hij heeft willen aantonen dat de heroïne standaard in het product zit. Hij heeft hiertoe alle stappen zelf genomen, want in de inrichting deden ze dat niet. Het spul dat bij hem was gevonden is er niet meer, dat klopt ook niet. Hijis met een bewaarder naar de kapper geweest om het betreffende haarproduct te halen. Hij wilde dit laten onderzoeken, maar daar wilden ze in de inrichting niet meer over praten. Als ze het product hadden onderzocht, dan hadden zegezien dat de heroïne er standaard in zit.
Klager had het product niet verstopt op zijn cel. Hij wordt nu beschuldigd van handel in drugs, terwijl hij dat helemaal niet doet. Hij heeft helemaal niets met drugs, daar zit hij ook niet voor vast.
Desgevraagd geeft klager aan dat hij geen klacht heeft ingediend bij de Commissie van Toezicht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op klagers cel zijn harddrugs gevonden. Door deze vondst is het alleszins aannemelijk dat klager bij drugshandel in de inrichting was betrokken. Bekend is dat de handel in drugs en de daaruit voortvloeiende gevolgen degemeenschapszin in sterke mate ondermijnt. Plaatsing in een regime van beperkte gemeenschap, waar de klager beter gevolgd kan worden is dan ook niet onredelijk of onbillijk.
Dat unit 1 van de locatie De IJssel haar advies tot plaatsing in een regime van algehele gemeenschap handhaaft is opvallend, want wel wordt geadviseerd klager niet te selecteren voor unit 2 – de gevangenis – van die locatie.
De bewering van klager dat de vondst een blondeermiddel is, wordt door de inrichtingsrapportage en het opgemaakte rapport weersproken. Uit dit rapport blijkt dat het zakje met poeder door het laboratorium is gecontroleerd en dat depoeder zwaar versneden heroïne bleek te zijn. Er is geen reden om aan het rapport te twijfelen.
In hoeverre aan klager het recht is onthouden om een contra-expertise te laten uitvoeren is niet duidelijk geworden. Dit lat echter onverlet dat het selectievoorstelling en de aanvulling daarop voldoende grondslag zijn geweest voorde selectiebeslissing.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Nieuw Vosseveld II te Vught is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtigecontra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klager verstrekte gegevens, met name de vondst op zijn cel van een zakje met heroïne, waaruit betrokkenheid van klager bij drugshandel in de inrichting kan worden afgeleid, in redelijkheidkunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager te plaatsen in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijkaan te merken.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 3 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven