Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0778/GV, 23 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/778/GV

betreft: [klager] datum: 23 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R.P. van der Graaf, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 maart 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil, blijkens een brief van diens radsman van 20 maart 2013, mondeling worden gehoord.
De bestreden beslissing is op onjuiste feiten en omstandigheden tot stand gekomen.
Klager is in Nederland tot ongewenst vreemdeling verklaard. Klager zal na zijn detentie in Nederland worden overgeleverd aan de autoriteiten van Italië, waar hem een langdurige detentie wacht. Op klager is van toepassing artikel 40a van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Er lopen geen politieonderzoeken tegen hem en de overdracht naar Italië zal de rechtsorde niet schokken, zodat er geen beletselen zijn tegen het verlenen van strafonderbreking.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is een vreemdeling in de strafrechtketen (VRIS) Hij verblijft in de locatie Esserheem te Veenhuizen en op 27 februari 2013 heeft de inrichting positief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking. Het verzoek is afgewezen omdat klager na zijn
detentie overgeleverd zal worden aan de Italiaanse autoriteiten.

3. De beoordeling
Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Per besluit van 29 maart 2012 (Stcrt 11 april 2012, nr 7141, inwerkingtreding per 1 april 2012) is aan de Regeling een artikel 40a
toegevoegd. Dit luidt – voor zover hier van belang - als volgt:
“Artikel 40a:

1. Aan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend.
2. Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat tenminste de helft van de straf is ondergaan. Indien een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden
verleend nadat tenminste tweederde gedeelte van de straf is ondergaan.
3. De strafonderbreking gaat in op het moment dat de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
4. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Indien de vreemdeling de voorwaarde, bedoeld in het derde lid, niet naleeft, wordt de tenuitvoerlegging van de straf hervat.
5. (...)”.

De toelichting op genoemd besluit van 29 maart 2012 stelt dat een vreemdeling in aanmerking komt voor strafonderbreking, indien het daadwerkelijke vertrek uit Nederland mogelijk is en gerealiseerd wordt. Dit brengt mee dat de strafonderbreking pas
ingaat op het moment dat de vreemdeling daadwerkelijk Nederland verlaat.
Uit telefonische inlichtingen van de secretaris bij het Bureau Selectie en Detentiebegeleiding (BSD) van de locatie Esserheem van 11 april 2013 is gebleken dat klager op 17 april 2013 aan Italië zal worden overgeleverd. Aangezien klagers vrijheidsstraf
inmiddels is geëindigd komt hij niet meer voor strafonderbreking in de zin van artikel 40a van de Regeling in aanmerking. Alleen al deze omstandigheid staat in de weg aan het verzoek van klager om te worden gehoord. Gezien het voorgaande kan de
beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 23 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven