Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0437/TP, 4 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/437/TP

betreft: [klager] datum: 4 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 15 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 14 januari 2002 verlengd tot 14 april 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 8 september 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 19 januari 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk in hethuis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 15 maart 2001 besloten tot plaatsing van klager in de Forensisch Psychiatrische Inrichting De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel). Deze plaatsing was ten tijde van het instellenvan het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de beslissing tot verlenging van zijn passantentermijn. Klager betreurt het dat hij geen advocaat heeft die op de hoogte is van tbs-zaken. Klager voelt zich(daardoor) weinig geïnformeerd over de gang van zaken bij beroepszaken.
Intussen is er wel het één en ander veranderd in het h.v.b. Sinds 24 januari 2002 kan klager de luchtplaats via een hellingbaan bereiken. Bovendien wordt sinds 12 februari 2002 zijn was door de inrichting gedaan. Wat de recreatiebetreft is er echter nog niets veranderd. Toegang tot de maandactiviteiten, waar klager wel aan meebetaalt, en de sport heeft klager niet. Klager mag geen gebruikmaken van een wandelstok, zodat hij ook wordt belemmerd in zijnloopvermogen. Krukken, die hem wel zijn aangeboden, zijn geen optie, omdat hij daarmee een eventuele val niet kan breken. Klager heeft nu alleen zijn rolstoel nog. Andere lease- artikelen zijn in beslaggenomen omdat daarvoor betaaldmoet worden en de inrichting dit verzuimt. Zelf heeft klager geen toereikend inkomen. Er kan dus niet worden gesteld dat de directie van het h.v.b. al het mogelijke heeft gedaan om de situatie voor klager in het h.v.b. zo leefbaarmogelijk te maken. Daarbij is bovendien van belang dat het stadium van het voorleggen van klachten aan de maandcommissaris en de beklagcommissie reeds lang is gepasseerd.
In de wet is geregeld dat binnen zes maanden na aanvang van de tbs bekend moet zijn in welke inrichting klager wordt geplaatst. Klager bevindt zich inmiddels zeventien maanden als passant in het h.v.b. Hij is wel geselecteerd, maarnog steeds niet geplaatst, terwijl ook nog steeds niet is gebleken dat De Rooyse Wissel een aanvang maakt met rolstoelvriendelijke aanpassingen. Uit de laatste geruchten is gebleken dat klager misschien in plaats van in De RooyseWissel in de Prof. dr. Pompekliniek (de Pompekliniek) zal worden geplaatst. De eerstgenoemde inrichting zou bij nader inzien toch niet geschikt zijn voor gehandicapte tbs-gestelden. Ook de Pompekliniek zou echter eerst een aantalgebouwelijke aanpassingen moeten realiseren. Voordat dergelijke aanpassingen zijn gerealiseerd is er weer een jaar verlopen. Anders dan de beroepscommissie heeft overwogen in haar eerdere uitspraak d.d. 26 april 2002 (01/2229/TP)was De Rooyse Wissel overigens wel voorbereid op de komst van klager.
Klager heeft geen persoonlijkheidstoornis; hij is gewoon gefrustreerd geraakt door de hiervoor genoemde omstandigheden. Hij heeft geen behandeling nodig; hij heeft hulp nodig om alle handicapgerelateerde zaken te kunnen regelen.Bovendien zou het wel fijn zijn als hij niet langer werd genegeerd in het h.v.b. Men zegt dat hij een negatieve (depressieve) uitstraling heeft, maar dat komt omdat hij zo geïsoleerd is. Het is derhalve zeer betreurenswaardig dat depsychiater, die de medische verklaring heeft opgesteld, uitgerekend dit feit tegen hem gebruikt.
Naar klagers mening is er sowieso nogal lichtzinnig besloten aan hem tbs op te leggen. Er is geen rekening gehouden met de gebouwelijke consequenties die aan een detentie van klager zijn verbonden. Hij hecht bovendien weinig waardeaan de terzake opgemaakte rapportages. Ten slotte is er geen sprake van recidivegevaar. Klager is al eerder behandeld en dat heeft tot niets geleid. Hij stelt voor het geld voor de behandeling te stoppen in gebouwelijke aanpassingenin de inrichting.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn. Klager is niet tijdig, namelijk op 30 januari 2002, gehoord. Het hoorverslag dateert van 30 januari 2002. De verlengingsbeslissing is niet tijdig aan klager meegedeeld bij brief van 6 februari2002, welke eerst aan klager is uitgereikt op 13 februari 2002.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager twaalf maanden als passant in een h.v.b.Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is. Wel is aan klager om die reden bij brief d.d. 6 februari 2002 een aanbod gedaan tot een financiële tegemoetkoming.Klager heeft inmiddels aangegeven van dit aanbod gebruik te willen maken.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klager heeft in verband met het door hem gepleegde delictnog steeds een indicatie voor verblijf op de afdeling Beschermd Wonen, maar verblijft vanwege zijn handicap en de daarmee samenhangende noodzaak van een aangepaste cel op een gewone afdeling van het h.v.b. Niet is gebleken dat hijmet voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen daaromtrent ontvangen.Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 9 april 2002 is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
Voor zover klager meent dat hem ten onrechte tbs is opgelegd, valt dit bezwaar buiten de onderhavige procedure. Klager heeft de mogelijkheid zijn bezwaren tegen het verlengen van de tbs voor te leggen aan de rechter die over deverlenging van de tbs beslist. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen de verlenging van de passantentermijn.

Klager is op 30 januari 2002 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 14 januari is verstreken. Bij brief d.d. 6 februari 2002 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing twaalf maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit gevalals onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële gronddient te worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 9 april 2002 van de forensisch psychiater blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoord moest wordenbeschouwd. Wel blijft het ingevolge deze verklaring wenselijk dat klager op een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid krijgt over het verdere verloop alsmede de duur van zijn resterende wachttijd, omdat hij vanwege zijnrolstoelafhankelijkheid niet op de afdeling kan verblijven waarvan hij het programma volgt en waarvoor hij is geïndiceerd, terwijl hij zich bedreigd en onveilig voelt op de afdeling waar hij is ondergebracht.
De beroepscommissie gaat er op grond van het vorenstaande van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager om die reden bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in De Rooyse Wissel dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk isverwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële gronden en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,= en
b) € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na hetverstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 4 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven