Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0005/GA, 12 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/5/GA

betreft: [klager] datum: 12 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 december 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.L. Plas, gehoord.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Dordrecht, [...], heeft bij brief van 11 maart 2013 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager fysiek geweld heeft gebruikt jegens het personeel en heeft geweigerd de door het personeel gegeven opdracht om naar de cel te gaan op te volgen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het rapport zijn de feiten en omstandigheden verdraaid. Op 6 augustus 2012 brak op de afdeling een ruzie uit tussen verschillende
gedetineerden. Eén van de gedetineerden, klagers buurman, was woedend en heeft een glas gepakt om mee te slaan. Klager heeft deze gedetineerde, mede omdat zij samen vasten, met de nodige inspanning kunnen tegenhouden, waarmee een escalatie is
voorkomen.
Nadat de situatie was gesust, heeft een p.i.w.-er klagers buurman hardhandig bij zijn hals gegrepen. Klager heeft toen slechts zijn hand op de arm van de p.i.w.-er gelegd en gevraagd of hij rustig aan wilde doen met de medegedetineerde, omdat deze aan
het vasten is. Daarna heeft een andere p.i.w.-er klager gevraagd om naar zijn cel te gaan, hetgeen klager, zonder enige discussie, heeft gedaan. Klager heeft geen fysiek geweld gebruikt tegen de p.i.w.-er. Klager heeft de verklaringen van acht
gedetineerden overgelegd, waaruit blijkt dat hij geen geweld heeft gebruikt. Als klager daadwerkelijk geweld zou hebben gebruikt tegen de p.i.w.-er, zouden de andere p.i.w.-ers direct hebben ingegrepen, hetgeen niet is gebeurd. Klager heeft de opdracht
om naar zijn cel te gaan direct opgevolgd. Maar ook als hij deze niet direct zou hebben opgevolgd, is de beslissing van de directeur onredelijk. Immers, een straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel is in dit geval disproportioneel. Mede vanwege
deze disciplinaire straf is klagers voorwaardelijke invrijheidsstelling ingetrokken.

De directeur heeft gepersisteerd bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie. Dit kwam erop neer dat klager zich niet met het incident had moeten bemoeien en gewoon naar zijn cel had moeten gaan.

3. De beoordeling
De disciplinaire straf is om een tweetal redenen aan klager opgelegd, namelijk omdat hij fysiek geweld heeft gebruikt jegens het personeel en omdat hij heeft geweigerd te voldoen aan de door het personeel gegeven opdracht om naar zijn cel te gaan.

De beroepscommissie acht het, gelet op het schriftelijk verslag en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, voldoende aannemelijk geworden dat klager zich heeft bemoeid met een aangelegenheid tussen een p.i.w.-er en een medegedetineerde, die hem
niet
aanging en dat klager niet meteen de hem gegeven opdracht om zich er niet mee te bemoeien en naar zijn cel te gaan heeft opgevolgd. Dit gedrag is onverenigbaar met de orde en veiligheid in de inrichting, te meer indien er – zoals in dit geval – sprake
is van een alarmsituatie. Om die reden heeft de directeur klager in redelijkheid een disciplinaire straf kunnen opleggen.
De disciplinaire straf is mede opgelegd, omdat klager fysiek geweld heeft gebruikt tegen een p.i.w.-er. Voor de beroepscommissie is echter onvoldoende komen vast te staan dat klager fysiek geweld heeft gebruik tegen de p.i.w.-er, dat verder is gegaan
dan het aanraken van de arm van de p.i.w.-er. De directeur brengt het geweld tegen de p.i.w.-er ook niet ter sprake bij de zitting van de beklagrechter.
In het licht hiervan is de beroepscommissie van oordeel dat de disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel als te hoog moet worden aangemerkt en dat de directeur had kunnen volstaan met een disciplinaire straf van drie dagen.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep, voor zover het de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf betreft, ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen. De beroepscommissie zal het
beroep, voor zover de aan klager opgelegde disciplinaire straf de duur van drie dagen te boven is gegaan, gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Nu de gevolgen
van
de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming van € 40,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover het de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf betreft, ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover de disciplinaire straf de duur van drie dagen te boven is gegaan, gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan
klager een tegemoetkoming van € 40,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 12 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven