Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0413/GA, 12 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/413/GA

betreft: [klager] datum: 12 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Shaaban, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 maart 2013, gehouden in penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Shaaban, en de juridisch medewerker van de p.i. Krimpen aan den
IJssel, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het feit dat klager, in de periode waarin hij ziek was gemeld voor de arbeid, gedurende de arbeidsuren ingesloten is geweest en dat hem geen vervangende recreatie is aangeboden (IJ-2012-000824);
b. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens werkweigering (kenmerk beklag: IJ-2012-000956);
c. het feit dat klager tijdens de disciplinaire straf, op het moment dat de overige gedetineerden van de afdeling aan het luchten waren, niet uit zijn cel mocht om een telefoontje te plegen of zijn cel schoon te maken, hetgeen wel gebruikelijk is
(kenmerk beklag IJ-2012-000957).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Na zijn overplaatsing in april 2012 werd klager geacht arbeid te verrichten op de werkzaal. Al snel merkte klager dat hij het lawaai en de
drukte op de werkzaal niet kon verdragen en dat hij problemen had om vier uur achter elkaar te zitten. Op 11 juli 2012 heeft hij zich ziek gemeld voor de arbeid. Hij is tijdens de gehele periode waarin hij is ziek gemeld, onvoldoende geholpen door de
inrichting. Op 6 augustus 2012 heeft de arts (J) geadviseerd klager werk aan te bieden waarbij hij niet lang achter elkaar hoeft te zitten. Op 15 augustus 2012 heeft arts B dit advies bevestigd en nogmaals geadviseerd klager ‘meer passende arbeid’ aan
te bieden. Klager is eerst op 31 augustus 2012 door een p.i.w.-er gewezen op zijn arbeidsplicht. Aan de adviezen van de artsen is geen gevolg gegeven. Van klager werd namelijk verwacht dat hij dezelfde arbeid zou verrichten als hij voor zijn
ziekmelding
heeft gedaan, namelijk inpakwerk op de werkzaal. Deze werkzaamheden worden zittend uitgevoerd. Als klager deze werkzaamheden staand moet uitvoeren, kan hij rug- en nekklachten ontwikkelen. Bovendien werd van klager dezelfde productie verwacht als van
andere gedetineerden. De directeur heeft niet bij de artsen geverifieerd of de aangeboden arbeid strookte met hun adviezen en derhalve heeft de directeur niet voldaan aan zijn zorgplicht om passend werk aan te bieden. Van werkweigering is overigens
nimmer sprake geweest. Klager wilde namelijk wel arbeid verrichten, maar niet het hem aangeboden inpakwerk. De directeur had deze mededeling moeten beschouwen als een nieuwe ziekmelding en had conform de huisregels moeten handelen. Aan klager had geen
disciplinaire straf opgelegd mogen worden.
Klager is gedurende de periode van 11 juli 2012 tot 31 augustus 2012 overwegend ingesloten geweest tijdens de arbeidsuren. Volgens rechtspraak van de beroepscommissie (12/3526/SGA) mogen gedetineerden in een regime van algehele gemeenschap, die buiten
hun schuld niet kunnen deelnemen aan de arbeid (en niet ziek zijn) niet tijdens de voor arbeid bestemde uren worden ingesloten, maar moeten in staat worden gesteld zich vrijelijk over de afdeling te bewegen. Tussen de ziekmelding op 11 juli 2012 en de
disciplinaire straf van 31 augustus 2012 zit meer dan zes weken, zodat op grond van de huisregels aan klager vervangende recreatie had moeten worden aangeboden. Klager is slechts af en toe, afhankelijk van de dienstdoende p.i.w.-er, vervangende
recreatie aangeboden.
Klager mocht tijdens de disciplinaire straf niet bellen en schoonmaken. Zo kon hij zijn bezoek op 2 september 2012 niet zelf afbellen. Daarnaast bidt klager vijf keer per dag, hetgeen in de regel in een schone ruimte dient te gebeuren. Omdat hij niet
in
de gelegenheid is gesteld zijn cel schoon te maken is hij beperkt in het recht zijn godsdienst te belijden.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft zich op 11 juli 2012 ziek gemeld. Op 6 augustus 2012 is hij gezien door de inrichtingsarts, die heeft verklaard dat klager kan
werken, mits hij niet te lang achter elkaar hoeft te zitten. Vervolgens is contact opgenomen met de werkmeester met de vraag of op de werkzaal voor klager passende arbeid kan worden aangeboden, hetgeen bleek te kunnen. Op 15 augustus 2012 heeft een
andere inrichtingsarts bevestigd dat klager kan werken, mits hem passende arbeid wordt aangeboden. Daarna is wederom contact opgenomen met de werkmeester, die heeft bevestigd dat klager passende arbeid kan worden geboden. Op 31 augustus 2012 was er
geen
sprake meer van ziekte of arbeidsongeschiktheid en klager was aldus, gelet op de adviezen van de medische dienst, in staat arbeid te verrichten. De hem aangeboden passende arbeid heeft hij geweigerd. Dit is strafwaardig gedrag. Desgevraagd antwoordt de
juridisch medewerker dat het niet duidelijk is waarom het tot 6 augustus 2012 heeft geduurd voordat klager is gezien door de inrichtingsarts. Een gedetineerde die een disciplinaire straf heeft van minder dan een week, krijgt niet de gelegenheid om te
telefoneren, ook niet om het bezoek af te bellen. Een gedetineerde kan zijn cel ook schoonmaken met de deur dicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. In paragraaf 3.2 van de huisregels van de p.i. Krimpen aan den IJssel (versie: 1 februari 2012) staat het volgende: “Indien tijdens de uren dat arbeid voor u in
het dagprogramma is opgenomen geen arbeid kan worden aangeboden, krijgt u 1,5 uur vervangende recreatie aangeboden. Enkel de gedetineerden, die geregistreerd staan als werker, wettelijk arbeidsongeschikt of waarvan de medische dienst heeft aangegeven
dat deze langer dan 6 weken ziek zijn komen hiervoor in aanmerking.”

Op grond van artikel 42, derde lid, onder c, van de Pbw dient de directeur ervoor te zorgen dat de aan de inrichting verbonden arts de gedetineerden, die hiervoor aanmerking komen, onderzoekt op hun geschiktheid voor deelname aan arbeid. Klager, die
zich op 11 juli 2012 heeft ziek gemeld voor de arbeid, is eerst op 6 augustus 2012 door de inrichtingsarts onderzocht op zijn geschiktheid voor deelname aan arbeid. Op 15 augustus 2012 is klager nogmaals onderzocht door een inrichtingsarts. Onduidelijk
is waarom dit bijna een maand heeft moeten duren. De beroepscommissie is van oordeel dat door de inrichting onvoldoende duidelijkheid is geboden omtrent klagers status – arbeidsongeschikt, ziek of arbeidsgeschikt – in de periode van 11 juli 2012 tot 15
augustus 2012. Uit de – ter zitting door de directeur niet weersproken – opmerking van klager dat hem in die periode door de ene p.i.w.-er wel en door de andere p.i.w.-er geen vervangende recreatie is aangeboden, maakt de beroepscommissie op dat het
ook
voor het personeel onduidelijk was wat klagers status precies was.
De beroepscommissie is van oordeel dat er tevens onvoldoende duidelijkheid is geboden over klagers status in de periode vanaf 15 augustus 2012 tot 31 augustus 2012. Weliswaar is op
6 en 15 augustus 2012 door de inrichtingsartsen verklaard dat klager arbeid, mits passend, kan verrichten, maar niet duidelijk is geworden of hem in die periode passende arbeid kon worden aangeboden. Klager heeft eerst op 31 augustus 2012 te horen
gekregen dat hij moest werken. Niet duidelijk is of klager in die periode is aangemerkt als ‘werker’. Immers, een ‘werker’ aan wie geen arbeid kan worden aangeboden, heeft op grond van artikel 3.2 van de huisregels recht op vervangende recreatie.
De beroepscommissie acht het gelet op het vorenstaande voldoende aannemelijk dat aan klager regelmatig vervangende recreatie is onthouden terwijl hij hierop, gelet op paragraaf 3.2 van de huisregels, wel recht had. De beroepscommissie zal het beroep
derhalve gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal, vanwege het door klager geleden ongemak, aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toekennen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. en c. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming van € 20,= toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 12 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven