Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3806/GA, 4 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3806/GA

betreft: [klager] datum: 4 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van – zo begrijpt de beroepscommissie – 4 december 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. K.D. Regter, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 12 februari 2013 heeft klager
telefonisch contact opgenomen met het secretariaat van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag richt zich – zo maakt de beroepscommissie uit de uitspraak van de beklagcommissie op – tegen:
a. de beslissing van de directeur tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van – zo begrijpt de beroepscommissie – incidenteel verlof (door de beklagcommissie opgevat als het beklag met
beklagnummer VU 2012/001958);
b. de vermissing van goederen (door de beklagcommissie opgevat als het beklag met beklagnummer VU 2012/001572)
c. het feit dat klager, gelet op het vonnis, niet is geplaatst op de juiste afdeling (door de beklagcommissie opgevat als het beklag met beklagnummer VU 2012/001986).

De beroepscommissie begrijpt – hoewel dit niet juist staat vermeld in het dictum van de uitspraak – dat de beklagcommissie het beklag als vermeld onder a. en b. ongegrond heeft verklaard en dat zij klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in het beklag
als vermeld onder c, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep aangevoerd dat en waarom hij zich niet kan verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Klager wijst er voorts op dat de zitting van de beklagcommissie heeft plaatsgevonden op 4 december 2012 en niet op 26 november 2012,
zoals staat vermeld in de uitspraak. Bovendien heeft de beklagcommissie het beklag met kenmerk VU 2012/1986 zowel ongegrond als niet-ontvankelijk verklaard, hetgeen onjuist is.
Klager heeft op 12 februari 2013 telefonisch contact opgenomen met het secretariaat van de Raad. Klager heeft meegedeeld dat de nummers zijn omgewisseld door de beklagcommissie en dat ook de schorsingsvoorzitter de verkeerde nummering heeft gehanteerd.
De beklagcommissie is niet ingegaan op al klagers klachten, zoals de klachten van klager over twee hem opgelegde disciplinaire straffen. Met betrekking tot de afwijzing van de verlofaanvraag voert klager aan dat de directeur, gelet op artikel 32,
tweede
lid, onder e, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet bevoegd was om op de verlofaanvraag te beslissen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie begrijpt dat de beklagcommissie op 4 december 2012 mondeling uitspraak heeft gedaan, terwijl in de uitgewerkte uitspraak staat dat de uitspraak op 26 november 2012 is gedaan. Hoewel de uitgewerkte uitspraak van de beklagcommissie op
dit punt dus onjuist is, kan dit naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot gegrondheid van het beroep.
Voorts merkt de beroepscommissie op dat de in het dictum van de uitspraak van de beklagcommissie vermelde beklagnummers niet (volledig) correct zijn weergegeven. De beroepscommissie gaat er vanuit dat er sprake is van een kennelijke schrijffout en zal
hieraan dan ook geen rechtsgevolgen verbinden. De beroepscommissie begrijpt, gelet op de beoordeling van de beklagcommissie, dat de beklagcommissie heeft bedoeld de klachten met beklagnummers VU 2012/001572 en VU 2012/001958 ongegrond te verklaren en
dat de beklagcommissie heeft bedoeld klager niet-ontvankelijk te verklaren in het beklag met beklagnummer VU 2012/001986.

Ingevolge artikel 61, derde lid, van de Pbw dient een gedetineerde in zijn klaagschrift de beslissing waarover hij wil klagen en de redenen van zijn beklag zo nauwkeurig mogelijk te vermelden. De beklagcommissie heeft in de uitspraak overwogen dat het
haar, vanwege de uitgebreide klachtbrieven waaruit het onderwerp niet duidelijk blijkt, onduidelijk is waar klager zich exact over beklaagt. De voorzitter van de beklagcommissie heeft klager ter zitting van 4 december 2012 in de gelegenheid gesteld
duidelijk te maken waarover hij zich precies heeft beklaagd. Klager heeft ter zitting de drie onder a, b en c. vermelde beklagonderwerpen genoemd. De beroepscommissie overweegt dat ook in beroep niet duidelijk is geworden waarover klager zich precies
heeft beklaagd, anders dan de klachten als vermeld onder a, b. en c. De beroepscommissie zal in deze uitspraak derhalve alleen een oordeel kunnen geven over de klachten als vermeld onder a, b. en c.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie begrijpt dat klager heeft geklaagd over de beslissing van de directeur tot afwijzing van zijn verzoek om incidenteel verlof. Klager heeft op
23 september 2012 een verzoek om incidenteel verlof ingediend, omdat hij een bezoek wilde brengen aan zijn vader, die ziek is. De directeur heeft dit verzoek van klager op 31 oktober 2012 afgewezen, omdat klagers vader geen informatie heeft willen
verstrekken aan het Bureau Informatie Medische Aangelegenheden.
Uit de overgelegde stukken maakt de beroepscommissie op dat klager ten tijde van het indienen van zijn verlofverzoek verbleef in unit 1 van de p.i. Vught, zijnde een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden, alwaar een individueel regime
geldt.
Uit artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden blijkt dat in een individueel regime gedetineerden kunnen worden geplaatst die een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of voor anderen. Uit de productspecificatie
beheersproblematische gedetineerden (van 18 oktober 2011) blijkt dat de afdelingen voor beheersproblematische gedetineerden zijn bestemd voor gedetineerden met een extreme mate van beheersrisico. In artikel 32 van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting zijn nadere regels gesteld omtrent de beslissingbevoegdheid in geval van een verzoek om incidenteel verlof. Artikel 32, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting luidt als volgt: De minister beslist ...... indien ‘het een
verzoek betreft van een gedetineerde die behoort tot een bijzondere categorie als bedoeld in het tweede lid. In de overige gevallen beslist de directeur.’
In het tweede lid, onder e, van dit artikel wordt als bijzondere categorie aangemerkt: ‘gedetineerden verblijvend in een inrichting voor gedetineerden die een extreem beheersrisico vormen’.
Gelet op vorenstaande wet- en regelgeving, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur niet bevoegd was te beslissen op klagers verzoek om incidenteel verlof. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep van klager gegrond verklaren, de
uitspraak
van de beklagcommissie op dit punt vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu evenwel de noodzaak van het incidenteel verlof onvoldoende is aangetoond, ziet de beroepscommissie geen aanleiding een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. en c. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Klager heeft op 12 februari 2013 telefonisch meegedeeld dat de beklagcommissie niet is ingegaan op zijn klachten over twee aan hem opgelegde disciplinaire straffen. Uit de klaagschriften van klager is het de beroepscommissie niet duidelijk geworden
over
welke disciplinaire straffen klager heeft bedoeld te klagen. Immers, de schriftelijke mededelingen van de disciplinaire straffen zijn in beklag noch in beroep overgelegd. De beroepscommissie kan hierover derhalve geen uitspraak doen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven