Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0168/TP, 5 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/168/TP

betreft: [klager] datum: 5 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 17 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. R.A. Scherpenhuysen, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 april 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam te Amsterdam, zijn namens de Minister gehoord mevrouw mr. [...] en [...]. Hiervan is het aangehechte verslagopgemaakt.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Zijn raadsman heeft bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 1 januari 2002 verlengd tot 1 april 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 20 juni 2001 ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 5 juli 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk in het huisvan bewaring (h.v.b.) Haarlem te Haarlem.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 19 november 2001 besloten tot plaatsing van klager in de Dr. F.S. Meijers Kliniek te Utrecht (de Meijers Kliniek). Klager is op 11 maart 2002 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Door of namens klager is het beroep niet toegelicht.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn. Klager is niet tijdig, namelijk op 3 januari 2002, gehoord. Het hoorverslag dateert eveneens van 3 januari 2002. De verlengingsbeslissing is niet tijdig aan klager meegedeeld bij brief van 9januari 2002. Het is niet meer te achterhalen wanneer deze brief aan klager is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zesmaanden in een h.v.b. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestond ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dathij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen daaromtrentontvangen. In het kader van het onderhavige beroep is de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) verzocht de Minister te berichten omtrent de vraag of voortgezet verblijf in het h.v.b. nog verantwoord was met het oog op de psychischeconditie van klager. Uit de op 22 februari 2002 opgemaakte medische verklaring blijkt dat klager in principe geschikt was om in het h.v.b. te verblijven. Gezien de ernst van zijn stoornis en het door hem gepleegde delict wasadequate psychiatrische zorg echter van groot belang. Een spoedige plaatsing in een tbs-inrichting was derhalve wel gewenst. Klager is dan ook op 11 maart 2002 geplaatst in de Meijers Kliniek.

4. De beoordeling
Klager is op 3 januari 2002 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 1 januari 2002 is verstreken. Bij brief d.d. 9 januari 2002 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet kon worden geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoendeaannemelijk geworden dat de Minister bij zijn beslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop deterbeschikkingstellingen van klager en de overige tbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, op die enkele grond onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 22 februari 2002 van de FPD te Utrecht blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd.Wel wordt in die medische verklaring gesteld dat een spoedige plaatsing in een tbs-inrichting wenselijk was, gezien de ernst van klagers stoornis en de ernst van het door hem gepleegde delict, welke adequate psychiatrische zorgvereisten.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen directe aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen en dat klager gezien de medische verklaring voldoendesnel na de bestreden beslissing, namelijk op 11 maart 2002, in een tbs-inrichting is geplaatst.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 1 januari 2002 tot 11 maart 2002, de datum waarop klager daadwerkelijk in een tbs-inrichting is geplaatst. Nu de bestreden beslissing d.d. 9 januari 2002 op formele gronden dient te worden vernietigd zal deberoepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedtvan de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klagerin een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 1 januari 2002 tot 11 maart 2002, de datum waarop klager daadwerkelijk in een tbs-inrichting is geplaatst. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Ministertoekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 5 juni 2002.

secretaris voorzitter

nummer: 02/0168/TP

betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 19 april 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. J.M. van der Vaart,
leden: prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. H. Heijs.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. D.R. Kruithof.

Namens de Minister van Justitie zijn [...] en [...] gehoord.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Uit de op 22 februari 2002 opgemaakte medische verklaring blijkt dat klager in principe geschikt was om in het h.v.b. te verblijven. Gezien de ernst van zijn stoornis en het door hem gepleegde delict was adequate psychiatrische zorgechter van groot belang. Een spoedige plaatsing in de tbs-inrichting was derhalve wel gewenst. Klager is dan ook op 11 maart 2002 geplaatst in de Meijers Kliniek.

secretaris voorzitter

Naar boven