Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3729/GM, 19 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3729/GM

betreft: [klager] datum: 19 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 november 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Breda in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 maart 2012 en 2 april 2012, betreft het niet verlengd krijgen van fysiotherapie behandelingen en het niet verstrekt krijgen van een hometrainer.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Er is geen bemiddelingsgesprek geweest. Klagers klachten zijn niet serieus genomen. Ook is er geen onderzoek naar klagers medische conditie ingesteld. Vanwege klagers sporthart moest hij de nodige inspanningen verrichten. Vanwege slijtage aan zijn
knieën en heupen mag klager van zijn normale arts niet hardlopen. Omdat hij geen hometrainer kreeg aangeboden in de p.i. Vught en de p.i. Breda, is hij toch gaan hardlopen. In de p.i. Breda heeft klager twee maal hartproblemen gehad, maar mocht hij
geen
arts buiten de inrichting consulteren. In de p.i. Vught kreeg klager wel fysiotherapie. Na overplaatsing naar de p.i. Breda werden deze behandelingen zonder onderzoek stopgezet.
Klager verzoekt om schadevergoeding voor de gemaakte medische kosten en de ondervonden ongemakken.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is obsessief gepreoccupeerd met sport en fitness. Hij wil voorkeursbehandelingen en logistieke ondersteuning. Het sport- en fitnessgebeuren binnen een inrichting is een zaak van de directie en hier kan de inrichtingsarts niet tussen komen.
Door middel van patiëntenbriefjes is herhaaldelijk en schriftelijk duidelijk gemaakt dat er geen medische indicatie voor extra fysiotherapie was. Zelf oefenen op cel en gebruik maken van de aangeboden recreatie, luchtmomenten, sport en fitness kan bij
klagers klachten al een heel stuk helpen.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Pm dient het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het medisch handelen waartegen de klacht zich richt heeft
plaatsgevonden, te worden ingediend. Klager is op of omstreeks 8 maart 2012 vanuit de p.i. Vught overgeplaatst naar de p.i. Breda. Voor zover klager in beroep verwijst naar het medisch handelen in de p.i. Vught, heeft hij niet tijdig een verzoek om
bemiddeling ingediend en kan hij niet in zijn klacht tegen de p.i. Vught worden ontvangen.

De beroepscommissie stelt, onder verwijzing naar uitspraak met kenmerk 12/923/GM van 15 mei 2012, vast dat in het geval van klager, gelet op zijn bewegingshistorie, zinvol was om intensiever te bewegen dan de gemiddelde mens. Van een medische noodzaak
voor de verstrekking van specifieke apparatuur daarvoor, is echter geen sprake.
Evenmin is gebleken dat de in de vorige p.i. (Vught) gestarte fysiotherapie noodzakelijkerwijs in de p.i. Breda gecontinueerd diende te worden. De stelling van klager dat hij reeds in de p.i. Vught daartoe een verlenging had verkregen is op geen enkele
wijze bevestigd.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
Er zijn mitsdien ook geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor zover gericht tegen het handelen van de medische dienst van de p.i. Vught en het beroep voor zover gericht tegen de medische dienst van de p.i. Breda ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven