Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3906/JA, 1 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12 /3906/JA

betreft: [klager] datum: 1 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 december 2012 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) de Hartelborgt te Spijkenisse,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2013 is gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist.

Klager, die inmiddels in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.
De directeur van de j.j.i. De Hartelborgt heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen.
Klagers raadsvrouw mr. H. Yilmaz heeft schriftelijk bericht dat zij verhinderd is om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het vastpakken van klager door een personeelslid.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft het gevoel dat hij niet serieus wordt genomen omdat hij Marokkaans is. Het was een ernstig incident. Er stonden wel acht andere jeugdigen bij die het hebben gezien. Ook twee groepsleiders zijn bereid om klager te steunen. Klager durft nu
niet meer met de groepsleider te praten of haar iets te vragen. Klager is vaak angstig als hij in haar buurt is. Klager heeft vaak nachtmerries dat de groepsleidster zijn arm krabt. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Voorts is namens de directeur aangegeven dat hij het eens is met de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 40 eerste lid onder a, Bjj is de directeur bevoegd jegens een jeugdige geweld te gebruiken voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Het vastpakken/houden van een jeugdige door een personeelslid maakt inbreuk op
het recht op lichamelijke integriteit, zoals neergelegd in artikel 11 van de Grondwet en artikel 8 EVRM. Klager was met een medejeugdige aan het stoeien en een personeelslid is tussenbeiden gekomen en heeft klager vastgepakt.
Gezien het voorgaande levert het handelen van personeel in het kader van de uitoefening van de dienst een voor beklag vatbare beslissing op als bedoeld in artikel 65 Bjj, eerste lid onder m. De beroepscommissie zal klager dan ook ontvankelijk verklaren
in zijn beklag.

Klager geeft toe dat hij aan het stoeien was met een medebewoner. Op basis van de stukken acht de beroepscommissie het aannemelijk dat klager voordat hij werd vastgepakt is gewaarschuwd. Tegenover de verklaring van klager staat geen enkele verklaring
waaruit kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een opzettelijk toegebrachte verwonding. Doordat klager zijn arm wegtrok heeft hij krasjes op zijn arm opgelopen. Uit het verslag van de maandcommissaris, die klager een week na het gebeurde heeft
gesproken, blijkt dat op klagers onderarm geen enkele beschadiging (meer) zichtbaar was.
De beroepscommissie acht dan ook niet aannemelijk geworden dat dit met opzet is gebeurd.
De beroepscommissie is voorts van oordeel dat bij het vastpakken geen sprake is geweest van disproportioneel geweld zodat het beklag ongegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, R. van Benthem RA en dr. J.J. Kole, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 1 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven