Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0888/GV, 1 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/888/GV

betreft: [klager] datum: 1 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een - door tussenkomst van de commissie van toezicht bij de units 1, 2 en 5 van het penitentiair complexScheveningen - op 1 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 april 2001 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Als telkens naar klagers verleden wordt gekeken krijgt klager nooit een kans.Klager heeft zich ook vaak genoeg tijdig gemeld bij de politie. Klager ziet geen redenen om zijn verlofaanvraag af te wijzen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verlenen van bewegingsvrijheid buiten de inrichting wordt in hoge mate bepaald door de verwachting dat een gedetineerde zich goed aan afspraken kan houden. Omdat klager tot tweemaal toe geen gehoor heeft gegeven aan de oproepenom gevangenisstraf te ondergaan, waardoor hij thans de status van verwijtbaar arrestant heeft, voldoet klager niet aan dit verwachtingspatroon. Omdat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof wordt het verzoek omverlof afgewezen.

Telefonisch is d.d. 19 juni 2002 namens de Minister toegelicht dat uit de registratie blijkt dat klager d.d. 29 augustus 2001 formulieren zijn toegestuurd waarin klager werd uitgenodigd om te opteren voor de zogenaamdezelfmeldprocedure. Klager is hiemee akkoord gegaan en heeft de formulieren ingevuld en ondertekend en d.d. 13 september 2001 retour gestuurd. Omdat de formulieren gedurende zes maanden worden bewaard, is het thans niet meer mogelijkom afschriften van de formulieren over te leggen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Haaglanden, locatie Scheveningen 2 heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Haag heeft aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met klagers verlofaanvraag omdat er een reële kans is dat klager niet terug zal keren van verlof nu hij als arrestantgedetineerd is.
De politie Hollands Midden heeft aangegeven dat zij geen oordeel kan vormen over het door klager opgegeven verlofadres omdat dit in de regio Haaglanden ligt maar dat zij klager het voordeel van de twijfel geven ten aanzien van deverlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager onderging twee gevangenisstraffen van in totaal vijf maanden, met aftrek. Aansluitend heeft hij acht dagen hechtenis ondergaan. De straffen zijn aan klager opgelegd wegens diefstal, gekwalificeerde diefstal en vernieling. Destraffen vingen aan op 9 januari 2002 en zijn geëindigd op 14 juni 2002.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal twee verlofaanvragen indienen.

Gebleken is dat klager tot tweemaal toe, ondanks dat hij schriftelijk verklaard had dat hij opteerde voor de zelfmeldprocedure, geen gehoor heeft gegeven aan oproepen tot het ondergaan van gevangenisstraf. Gelet hierop is deberoepscommissie van oordeel dat bij klager sprake is van onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Tevens is het vermoeden gerechtvaardigd dat klager zich tijdens het verlof aan zijn detentie zal proberen teonttrekken.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve isde beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten vande inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven