Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3328/GB, 20 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3328/GB

Betreft: [klager] datum: 20 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.B. Braanker, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 12 mei 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De motivering om de zitting van 25 oktober 2012 af te wachten is kennelijk gebaseerd op de verwachting dat de zitting een inhoudelijke behandeling zou betreffen. Dit is onjuist. Het betrof een pro-formabehandeling. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de
selectiefunctionaris onjuist voorgelicht, maar ook de selectiefunctionaris heeft niet de zorgvuldigheid in acht genomen die op hem rust. De selectiefunctionaris heeft zijn beslissing onvoldoende gemotiveerd.

3.2. De Pbw is onverkort van toepassing op niet onherroepelijk veroordeelden waarbij tot uitgangspunt heeft te gelden de veroordeling waartegen het rechtsmiddel is aangewend. Voor de selectiefunctionaris zou ook leidend moeten zijn de strafoplegging
van vijf jaar door de rechter en de binnen dit kader beoogde resocialisatie. Een contra-indicatie als bedoeld in artikel 7, derde lid, onder g, van de Penitentiaire maatregel (Pm) speelt niet nu klager niet nog in andere strafrechtelijke procedures is
verwikkeld waarbij een vrijheidsstraf is gevorderd, noch sprake is van een opgelegde tbs-maatregel die aansluitend op de vrijheidsstraf zou moeten worden ondergaan.

3.3. Een medeverdachte van klager is wel toegelaten tot deelname aan een p.p. Deze medeverdachte is voor hetzelfde feitencomplex eveneens veroordeeld tot een straf van vijf jaar. Daarbij is het negatieve advies van het OM tegenstrijdig met de door
de
Advocaat-Generaal (AG) op de zittingen van 16 februari 2012 en 14 mei 2012 verwoorde overwegingen. Het OM berust in de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van de tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag. Indien en voor zover de door het OM geambieerde
hogere strafoplegging tot leidraad zou mogen dienen als contra-indicatie voor het p.p., verdient aantekening dat het OM dit in zijn advies geheel niet nader heeft gemotiveerd. De selectiefunctionaris volgt het OM in zijn motivering en zonder zich ervan
te vergewissen dat ook zelfs bij een gevangenisstraf van zes jaar als mogelijke b.b.i.-datum 8 november 2012 speelt.

3.4. De selectiefunctionaris miskent dat Exodus niet enkel ziet op een 24 uurs- voorziening van begeleiding in en controle op een verslavingsproblematiek, maar een veel verderstrekkende interdisciplinaire intramurale intensieve begeleiding en
controle biedt op alle aandachtspunten c.q. probleemgebieden van de geplaatste. Het p.p. voorziet in veel meer dan enkel alleen in een plan van aanpak voor de verslaving van klager en in dier voege kleeft aan de motivering van de selectiefunctionaris
dan ook een motiveringsgebrek. Daarbij is in de bestreden beslissing ook verwezen naar het negatieve advies van de directeur. Nu evenwel deze directeur meende zich te moeten laten leiden door het advies van het OM, kan hieraan geen zelfstandig gewicht
worden toegekend. Temeer niet nu diezelfde directeur aanvankelijk, in ieder geval tot op het door het OM uitgebrachte advies, klager wel wilde voordragen voor het door de trajectbegeleider en de reclassering voorgestane p.p.-traject. Voorts miskent de
selectiefunctionaris dat het recidivegevaar door de reclassering weliswaar is gebaseerd op alle feiten waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld maar dat recidivegevaar juist als voldoende beheersbaar wordt ingeschat onder de voorwaarden behorend
bij de voorgestane plaatsing in Exodus in combinatie met het p.p. Deelname aan het p.p. voorziet daarenboven juist in de bijzondere zorgbehoefte van klager bij diens resocialisatie. Indien de plaatsing in Exodus in combinatie met een p.p. wordt
afgewezen, lijken thans geen andere behandelingen voor klager te worden voorgestaan en zal het beheersbaar maken van zijn recidiverisico niet worden gerealiseerd. Het detentieverloop van klager zal dan ook niet zien op een terugkeer in de samenleving.

3.5. De selectiefunctionaris negeert de bij diens beoordeling te betrekken aspecten genoemd in artikel 7, derde lid, onder b, d, e en f van de Pm. Uit de “voortgangsrapportage Binnen beginnen” en uit het reclasseringsadvies volgt juist een bijzonder
onderscheidende en positieve ontwikkeling van klager met betrekking tot zijn detentieverloop. Daarbij heeft klager juist geen aanspraak willen maken of reguliere detentiefasering maar gekozen voor een zwaarder traject.

3.6. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het OM heeft negatief geadviseerd. Het OM wilde graag de zitting in oktober 2012 afwachten omdat de v.i.-datum nog ver vooruit ligt, de zaak ernstig is en klagers problematiek ernstiger wordt geacht dan zijn verslaving. De directeur gaat mee met het
advies van het OM omdat het advies van het OM van zwaarwegend belang wordt geacht (vanwege de preventieve hechtenis) en eerst de zitting van 25 oktober 2012 moet worden afgewacht. De reclassering acht de kans op recidive gemiddeld/hoog.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Klager wil graag deelnemen aan een p.p. bij stichting Exodus. Uit het reclasseringsadvies van 28 juni 2012 blijkt dat de reclassering positief adviseert ten aanzien van klagers verzoek. De reclassering geeft aan dat een deelname aan een
programma van stichting Exodus met 24-uurs opvang in combinatie met reclasseringstoezicht ervoor zorgt dat klager op een gecontroleerde wijze terug kan keren in de maatschappij. De reclassering acht een aantal bijzondere voorwaarden echter wel van
belang, waaronder een meldingsgebod, deelname aan gedragsinterventie, een behandelverplichting bij De Waag en Bouman GGZ en een drugs- of alcoholverbod.
Uit het selectieadvies blijkt dat klager geplaatst kan worden bij stichting Exodus.
Tevens blijkt uit dit advies dat klager goed functioneert in de p.i. Krimpen aan den IJssel, zodat hij gedragsmatig in aanmerking komt voor deelname aan een p.p. bij stichting Exodus. Klagers trajectbegeleider is eveneens positief ten aanzien van
klagers verzoek tot deelname aan een p.p. bij stichting Exodus. De inrichting heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek omdat er een zittingsdatum van het hoger beroep bekend is waardoor klagers einddatum op korte termijn nog kan
veranderen en hij daardoor niet meer aan de criteria zou kunnen voldoen. Tevens is de inrichting van mening dat het advies van het OM zwaar dient mee te wegen.
Het OM heeft op 28 november 2012 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek vanwege aanhouding van de zitting in hoger beroep en benoeming van deskundigen in hoger beroep. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is het standpunt van het OM
niet begrijpelijk en de beroepscommissie zal daaraan dan ook voorbijgaan.

Nu de reclassering en klagers trajectbegeleider positief hebben geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek, klager goed functioneert in de inrichting en heeft ingestemd met een behandeling bij De Waag en Bouman GGZ gedurende zijn verblijf bij
stichting
Exodus, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris niet voldoende zorgvuldig is genomen. De selectiefunctionaris heeft bij de afwijzing slechts verwezen naar het negatieve OM-advies, het advies van de directeur dat
is gebaseerd op het OM-advies en naar één aspect uit het advies van de reclassering. Van een zorgvuldige belangenafweging is niet gebleken. Derhalve zal het beroep gegrond worden verklaard en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De
selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 20 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven