Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3224/GA en 12/3234/GA, 4 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3224/GA en 12/3234/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de locatie De Tafelbergweg te Amsterdam,

en

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 oktober 2012 van de beklagcommissie bij voormelde locatie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 december 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.M. Peeperkorn, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de
locatie De Tafelbergweg.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie;
b. een ordemaatregel van 14 dagen plaatsing in een afzonderingscel met cameraobservatie welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de locatie De Havenstraat te Amsterdam.

De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard en daarbij een tegemoetkoming toegekend van € 15,= en materieel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat het beklag ook om inhoudelijke redenen gegrond had moeten worden verklaard. De toegekende tegemoetkoming van € 15,= is te
laag. Klager meent dat hierbij tevens moet worden betrokken het feit van zijn hongerstaking. Een bedrag van
€ 100,= vindt klager redelijk. Klager is overgeplaatst naar de locatie De Havenstraat in verband met de hongerstaking. Dit had nooit mogen gebeuren. Gelet op zijn gemoedstoestand was hij niet in de gelegenheid om tijdig een klaagschrift in te dienen.
De
beschikking is niet tijdig uitgereikt. Klager vindt het schandalig hoe de inrichting met hem is omgegaan. Hij moest zich uitkleden in het bijzijn van een vrouw.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is ten onrechte in zijn beklag ontvangen. Op 3 april 2012 is klager in afzondering geplaatst in de locatie De Havenstraat en vanaf dat
moment
in de gelegenheid gesteld om een klaagschrift in te dienen. Hij heeft de mogelijkheid gehad om te verzoeken om een klachtenformulier en deze via het personeel of zijn advocaat in te dienen. Ook heeft hij de mogelijkheid gehad om de maandcommissaris te
spreken. Van deze mogelijkheden heeft hij geen gebruikgemaakt. Zijn klaagschrift dateert van 13 april 2012 en derhalve van nà de beklagtermijn. De beklagcommissie stelt tevens ten onrechte dat de beschikking te laat is uitgereikt. Het incident heeft
plaatsgevonden op 31 maart 2012. Het rapport is op 1 april 2012 afgehandeld. De schriftelijke mededeling van de beslissing is op 2 april 2012 aan klager uitgereikt. Besloten is de disciplinaire straf met terugwerkende kracht in te laten gaan, namelijk
tot het moment van insluiting op 31 maart 2012. Uitgegaan moet worden van het moment van rapportafhandeling op 1 april 2012.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn
ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Een dergelijke situatie is naar het oordeel van de beroepscommissie hier aan de orde. Aangenomen kan worden
dat
klager gelet op zijn overplaatsing naar de locatie De Havenstraat en zijn gemoedstoestand in verband met zijn hongerstaking niet in de gelegenheid is geweest het klaagschrift eerder in te dienen. Klager is derhalve terecht door de beklagcommissie
ontvangen in zijn beklag. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard.

a.
Aan klager is een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting op de eigen cel opgelegd. Blijkens het beroepschrift van de directeur is deze straf op 1 april 2012 opgelegd en met terugwerkende kracht ingegaan op 31 maart 2012. De beroepscommissie is
van
oordeel dat een disciplinaire straf niet met terugwerkende kracht kan worden opgelegd. Reeds om deze reden kan de beslissing van de directeur tot oplegging van de disciplinaire straf niet in stand blijven. Het beroep van klager is mitsdien gegrond. De
beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf feitelijk drie dagen heeft geduurd, uitgaande van de ingangsdatum van 31 maart
2012 tot 3 april 2012, de dag van klagers plaatsing in afzondering in de locatie De Havenstraat, kan de beroepscommissie zich niet verenigen met de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming. De beroepscommissie zal een hogere tegemoetkoming
vaststellen van € 22,50.

b.
Hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van beklagonderdeel b kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De omstandigheid dat klager in de locatie De Havenstraat zich in het bijzijn van een vrouw heeft moeten
uitkleden
maakt dit niet anders. Het beroep van klager zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager met betrekking tot beklagonderdeel a gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt
van

€ 22,50.
De beroepscommissie verklaart de beroepen van de directeur en klager ongegrond wat betreft onderdeel b van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 4 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven