Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2494/TA, 7 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2494/TA

betreft: [klager] datum: 7 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 juli 2012 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord mr. A.L. Louwerse, raadsvrouw van klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd risicomanagement en
behandeling, en [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afzondering op 24 april 2012 vanwege onttrekking aan verlof en het vermoeden van gebruik van drugs.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De afzondering is ten onrechte opgelegd en was disproportioneel. Er is sprake van schending van artikel 34, zesde lid, Bvt, nu onvoldoende contact tussen klager en het hoofd behandeling heeft plaatsgevonden. Andere patiënten zijn een dag na terugkomst
in de inrichting door het hoofd behandeling bezocht. Klager was op 24 april 2012 terug in de inrichting. Op 26 april 2012 was er gedurende vijf minuten contact tussen klager en het hoofd behandeling. Vervolgens heeft pas op 10 mei 2012 een tweede
contact tussen hen plaatsgevonden, overigens op uitdrukkelijk verzoek van klager.
Klager heeft de staf herhaaldelijk gevraagd wat hij moest doen om de afzondering beëindigd te krijgen, maar daarop geen antwoord gekregen. De afzondering is niet opgeheven ondanks het feit dat klager door middel van twee brieven (op respectievelijk 25
en 26 april 2012) opening van zaken heeft gegeven en zijn urinecontrole op 17 mei 2012 negatief was. Daarna heeft hij bij wijze van statement niet langer aan urinecontroles meegewerkt. Normaliter wordt in geval van een positieve urinecontrole alleen
afdelingsarrest opgelegd. Van belang is ook dat de staatssecretaris geen machtiging voor verlenging van de afzondering heeft gegeven.
Na opheffing van de afzondering heeft klager nog maandenlang afdelingsarrest en een kamerprogramma gehad. Ook dit acht klager disproportioneel.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager houdt zich al langere tijd bezig met schimmige praktijken. Zo is bij een separatie een mobiele telefoon in zijn kleding aangetroffen en heeft hij van een medepatiënt een duur horloge gekregen in ruil voor drugs. Klager heeft zich tijdens verlof
onttrokken en is snel weer opgepakt. De inrichting wil meer weten over het doen en laten van klager. De twee genoemde brieven van klager geven daarover niets concreets aan. Klager geeft geen openheid. Dit speelt nog steeds. Het is ook nu nog steeds
niet
helder met wie hij contact in de inrichting onderhoudt.
Het hoofd behandeling is niet klagers behandelaar, maar hij is wel een paar keer bij klager langs geweest, al had hij dat achteraf gezien wat vaker kunnen doen. Wel was tijdens de afzondering dagelijks contact tussen klager en de staf en ook klagers
directe behandelaar heeft vaker contact met klager gehad.
De staatssecretaris was weliswaar van mening dat de orde en veiligheid in het geding was, maar achtte de psychische toestand van klager onvoldoende riskant om voortzetting van de afzondering te kunnen rechtvaardigen.
Het kamerprogramma is opgesteld ten behoeve van de terugkeer van klager naar de afdeling.

3. De beoordeling
In beroep is uitsluitend de bij de beklagcommissie behandelde klacht aan de orde, te weten de afzondering op 24 april 2012 en de duur daarvan. Klagers afdelingsarrest en zijn kamerprogramma, door de raadsvrouw aan de orde gesteld, vallen derhalve
buiten
het bestek van de onderhavige beroepsprocedure.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De enkele omstandigheid dat het hoofd behandeling klager
tijdens
de afzondering vaker had kunnen bezoeken, kan daaraan niet afdoen, nu klager tijdens de afzondering niet van contact met personeel verstoken is geweest en vaker door de staf en zijn behandelaar is bezocht. Gelet op de inhoud van de twee brieven van
klager heeft de inrichting in redelijkheid kunnen oordelen dat klager daarin onvoldoende openheid over de onttrekking tijdens verlof heeft gegeven.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven