Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0444/GA en 02/0455/GA, 14 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/444/GA en 02/455/GA

betreft: [klager] datum: 14 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

alsmede van een op 26 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Wolvenplein te Utrecht,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 februari 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Wolvenplein te Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken.

De directeur van de locatie Wolvenplein heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter
Het beklag betreft:
a) de standaard visitatie van klager na afloop van het bezoek, en
b) het feit dat klager onvoldoende privacy heeft op de plaats waar visitaties worden verricht.

De alleensprekende beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van onderdeel a) ongegrond verklaard en ten aanzien van onderdeel b) gegrond, zonder toekenning van een tegemoetkoming op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is in beroep het tegenover de alleensprekende beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na afloop van ieder bezoek word je gevisiteerd. Je kunt kiezen, of visiteren of naar de isoleercel in het kader van een disciplinaire straf. Elke visitatie vindt bovendien plaats in een niet afgesloten ruimte. De alleensprekendebeklagrechter heeft mij in het gelijk gesteld door te beslissen dat deze ruimte niet kan worden aangemerkt als een besloten ruimte in de zin van artikel 29, derde lid, Pbw. Er is sindsdien echter niets veranderd; er is nietsafgeplakt, terwijl de directeur had toegezegd dit te zullen doen. Ik heb zeer gefrustreerd voor die open, althans niet afgeplakte, ramen gestaan. Ik heb daardoor ook echt emotionele schade opgelopen. De manier waarop het allemaal isgegaan, is echt onbegrijpelijk. De commissie van toezicht heeft kennisgenomen van de situatie en geconstateerd dat het puur toeval is geweest dat er niemand is langsgelopen toen ik werd gevisiteerd. Een tegemoetkoming zou op zijnplaats zijn. Het gaat hier om een principieel punt, maar de weerslag die het hele gebeuren op mijn gesteldheid heeft gehad, is er niet minder om.

Namens klager is daaraan nog het volgende toegevoegd. Van belang is nog dat dit niet de enige kwestie is die speelt ten aanzien van klager. Klager is voorzitter van de gedetineerdencommissie, en het lijkt er soms op of dat zichtegen hem keert. Na lang trekken en een lange strijd gebeurt er dan eindelijk eens iets. Wat er verder ook zij van de ‘besloten ruimte’ in strafrechtelijke zin, een ruimte die gebruikt wordt voor visitatie moet niet toelaten datanderen naar binnen kunnen kijken en/of dat die ruimte voor anderen toegankelijk is. De ruimte die de directeur van locatie Wolvenplein gebruikt voor visitatie is onvoldoende afgeschermd voor een dergelijk gebruik. Er moet alsnogeen tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door klager ondervonden ongemak, te weten de aantasting van klagers privacy.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de alleensprekende beklagrechter, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a) van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, Pbw, is de directeur bevoegd een gedetineerde (...), voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid inde inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.
Voorzover het beroep zich richt tegen het feit dat klager standaard na ieder bezoek wordt gevisiteerd, overweegt de beroepscommissie dat dit niet kan worden aangemerkt als in strijd met de wet. In het onderhavige geval is evenmingebleken van een onredelijke of onbillijke toepassing van het bovenstaande artikel ten aanzien van klager. De beroepscommissie zal het beroep van klager derhalve in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de alleensprekendebeklagrechter in zoverre bevestigen.

Met betrekking tot onderdeel b) van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Ingevolge artikel 29, derde lid, Pbw, wordt het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde op een besloten plaats (...) verricht. De Memorie van Toelichting bij de Pbw voorziet niet in een nadere definitie van het begrip ‘beslotenplaats’. De beroepscommissie verstaat het begrip in de context van het genoemde artikel als ‘afzonderlijke ruimte’.
Nu de bevoegdheid op grond van artikel 29, eerste lid, Pbw, een verregaande inbreuk op de onaantastbaarheid van het lichaam van gedetineerden en/of hun privacy met zich brengt, is de directeur gehouden de toepassing van dit artikelop de voor de gedetineerden minst belastende manier uit te voeren. Deze eis van proportionaliteit brengt in het onderhavige geval met zich mee dat het visiteren plaatsvindt in een afzonderlijke ruimte waar inkijken niet mogelijk is,zodat dat de inbreuk op de genoemde rechten van gedetineerden zo beperkt mogelijk blijft. Naar het oordeel van de beroepscommissie is aannemelijk dat de directeur hieraan onvoldoende heeft voldaan. Zij zal het beroep van dedirecteur derhalve in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter in zoverre bevestigen.
Nu niet gesteld noch gebleken is dat er tijdens de visitatie van klager daadwerkelijk is ingekeken als hiervoor bedoeld, is het toekennen van een tegemoetkoming aan klager naar het oordeel van de beroepscommissie niet geboden. Zijzal derhalve bepalen dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend. Het beroep van klager zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter zal in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart zowel het beroep van klager betreffende de onderdelen a) en b) - ten aanzien van het niet toekennen van een tegemoetkoming door de alleensprekende beklagrechter – van het beklag, alsmede het beroep vande directeur betreffende onderdeel b) van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de alleensprekende beklagrechter ten aanzien van deze beide onderdelen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 14 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven