Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0798/GA, 21 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/798/GA

betreft: [klager] datum: 21 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 april 2002 van de beklagcommissie bij de Extra Beveiligde Inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 mei 2002 gehouden in de penitentiaire inrichting Vught te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers en de heer [...], waarnemend directeur van de EBI,bijgestaan door mevrouw Timmers, juridisch medewerkster.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
1. het ten onrechte beschuldigen van klager van het eten van niet-kosjer voedsel;
2. de vermissing van artikelen die klager eerder van de winkel heeft gekocht;
3. de frequentie van het fouilleren en visiteren in de EBI zonder dat daar reden voor is;
4. het beantwoorden door het personeel van de zogenaamde Hitlergroet;
5. Het niet tijdig aanzeggen van het bezoek van de rabbijn en het in eerste instantie inschakelen van de opname-apparatuur tijdens het gesprek van klager met de rabbijn.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten 1 tot en met 4 en klacht nummer 5 gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klacht 1
Klager ontkent ten stelligste dat hij eten zou nemen van medegedetineerden. Hij neemt zijn religie zeer serieus en proeft tussendoor niet van eten dat niet kosjer is.

Klacht 2
Het is al een paar keer voorgekomen dat klager etenswaren wilde waarvan hij zeker wist dat hij die nog had en dat het personeel zei dat dat niet zo was. Toen ze daarna nog eens goed gingen kijken, kwamen sommige spullen ineens welte voorschijn. Klager houdt zelf een boodschappenlijst bij van alles wat hij dagelijks verbruikt en weet daarom precies wat hij nog over heeft. Sinds klager in de nieuwbouw verblijft heeft hij er geen last meer van.

Klacht 3
Het fouilleren en visiteren betreffen beslissingen die klager persoonlijk aangaan. Het fouilleren gebeurt zo’n acht tot tien keer per dag en daar komen dan ook nog de visitatie en de celinspectie bij, zonder dat daar een reden vooris. Er is helemaal geen sprake van persoonlijk contact tussen klager en anderen; het bezoek vindt achter glas plaats. Gelet op zijn geloofsovertuiging is het fouilleren en met name het visiteren, zeer bezwaarlijk voor hem. Naastklagers persoonlijke bezwaren heeft het echter ook negatieve invloed op de contacten tussen het personeel en de gedetineerden, terwijl juist wordt geprobeerd om deze contacten te verbeteren. Het personeel geeft regelmatig aan hetook vervelend te vinden om te doen. Het verzoek is of het wat minder kan.

Klacht 4
Deze klacht bevindt zich in een welles-nietes situatie. Verwezen wordt naar de getuigenverklaring van gedetineerde C. Deze heeft bij klager inmiddels zijn excuses aangeboden voor het brengen van de Hitlergroet. Feit blijft dat hetpersoneel deze groet heeft beantwoord en dat heeft klager, gelet op zijn geloofsovertuiging, zeer gekrenkt. Het handelen van het personeel wordt door klager gezien als handelen namens de directie. Hij heeft in april ook eenofficiële klacht ingediend gebaseerd op de gedragscode van de inrichting. Klager heeft niets gemerkt van een onderzoek naar aanleiding van zijn klacht. Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen hem en het afdelingshoofd. Daarnaheeft het afdelingshoofd gesprekken gehad met voornoemde gedetineerde C., die in eerste instantie ontkende de Hitlergroet te hebben gebracht. Klager vindt over de nasleep van de zaak niets terug in de rapportage. En nu wordt hijervan beschuldigd de EBI in een kwaad daglicht te stellen. De zaken worden op deze manier verdraaid.

Klacht 5
In tegenstelling tot wat in de overwegingen van de beklagcommissie staat, zijn klager vóór de beklagzaak geen excuses namens de directeur aangeboden. Hij krijgt geen tegemoetkoming, er gebeurt verder niets.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klacht 1
Deze klacht van klager hangt samen met zijn klacht in een andere beroepszaak betreffende een kookverbod dat hem zou zijn opgelegd. Daarvan is geen sprake. Het personeel had bemerkt dat klager tijdens de bereiding in de keuken vanhet eten voor zijn medegedetineerden, ook niet-kosjer voedsel tot zich nam. Het afdelingshoofd heeft hier aandacht aan besteed en klager voorgehouden een keuze te maken tussen het nuttigen van kosjere voeding danwel niet-kosjerevoeding. Klager heeft gekozen voor het nuttigen van kosjere voeding. Hierop heeft het personeel hem in overweging gegeven niet meer te koken voor zijn medegedetineerden, omdat de verleiding om niet-kosjere voeding te nuttigenmisschien te groot zou worden. Er is op geen enkel moment sprake geweest van een beslissing van de directeur.

Klacht 2
Dit heeft zich voorgedaan toen klager nog in de oudbouw verbleef. Er is door mij van het personeel aandacht gevraagd voor de spullen van gedetineerden. Ter voorkoming van misverstanden wordt al gebruik gemaakt van een lijst diegetekend moet worden voordat men de artikelen uit de winkel krijgt. In dit geval staat het verhaal van klager tegenover dat van het personeel.

Klacht 3
De situatie waarover klager zich beklaagt betreft de oudbouw. Sinds de gedetineerden in de nieuwbouw verblijven is in ieder geval sprake van tweemaal minder fouilleren. Het heeft alles te maken met de veiligheidsregels binnen hetEBI-regime. De veiligheid moet regelmatig worden getoetst en toetsingsmomenten als fouillering en visitatie worden noodzakelijk geacht. Ik ontkom er niet aan om dat te laten gebeuren, hoezeer ik ook begrip heb voor de persoonlijkebezwaren van de gedetineerden. Visiteren vindt minstens eenmaal per week plaats. Ook dit valt onder de legale uitvoering van de EBI-regels.

Klacht 4
Ik vind dit een zeer moeilijke zaak. In het algemeen vind ik dat ik niet direct verantwoordelijk ben; het is de vraag of dergelijk handelen van het personeel ontvankelijk is voor beklag. De zaak heeft grote beroering gebracht, watook te maken heeft met de oorlogsachtergrond van de inrichting te Vught. Als het personeel een handeling als het brengen van de Hitlergroet constateert, dan kan iemand meteen een rapport verwachten. Ik vind het in dit gevalongelofelijk dat een personeelslid het brengen van een Hitlergroet laat gebeuren en deze dan ook nog zou beantwoorden. Door het desbetreffende personeelslid wordt erkend dat er wordt gegroet, ook met het opheffen van de hand, maarniet op de manier zoals klager dat aangeeft. Na onderzoek is niet gebleken van onregelmatigheden met betrekking tot de integriteit van het personeel.

Klacht 5
Er is erkend dat klager te laat was opgeroepen. Er zijn excuses aangeboden en het gesprek heeft alsnog plaatsgevonden. Klager is hierdoor niet wezenlijk in zijn belangen geschaad.

3. De beoordeling
Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen is de beroepscommissie van oordeel dat ten aanzien van klacht 1 en 2 geen sprake is van een door of namens de directeur genomen, en daarmee van een beklagwaardige,beslissing als bedoeld in artikel 60 Pbw. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in deze klachten.

De beroepscommissie heeft eerder uitgemaakt dat in beginsel geen beklag mogelijk is tegen een voor alle gedetineerden geldende regeling, tenzij de uitvoering daarvan onzorgvuldig geschied zou zijn, maar dat is in het onderhavigegeval niet aan de orde. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in klacht 3.

De beroepscommissie heeft eveneens eerder uitgemaakt, dat in het geval van feitelijk handelen van het personeel geen sprake is van een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing in de zin van artikel 60 Pbw. Tegendergelijk feitelijk handelen staat geen beklag open. Daargelaten dat klager geen directe partij is in de aangevoerde handelingen van het personeel, is ten aanzien van klacht 4 sprake van feitelijk handelen. Klager is dan ookniet-ontvankelijk in zijn klacht.

Tegen een gegrondverklaring van een klacht staat voor klager geen beroep open. Klacht 5 is door de beklagcommissie gegrond verklaard. Klager dient met betrekking tot deze klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor wat betreft de klachten 1 tot en met 4 en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden. Zij verklaart klager voor het overige niet-ontvankelijkin zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 21 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven