Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2041/TB, 11 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2041/TB

betreft: [klager] datum: 11 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 22 juni 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Bijleveld. Hoewel de Staatssecretaris bij brief van 17 oktober 2012 is
uitgenodigd voor de zitting is geen vertegenwoordiging verschenen, omdat naar later is gebleken de uitnodiging de desbetreffende vaste vertegenwoordigster van de Staatssecretaris niet heeft bereikt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPC Veldzicht afgewezen (hierna Veldzicht) afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 18 maart 2008 geplaatst in FPC Veldzicht. Op 16 mei 2011 is besloten tot de voorwaardelijke beëindiging van
de dwangverpleging. Op 12 juli 2011 heeft klager zich onttrokken aan het toezicht van de reclassering en is hij tezamen met zijn partner, die was ontvlucht, naar het buitenland vertrokken. Nadat zijn partner zich na enige dagen bij de politie had
gemeld
is klager naar Griekenland doorgereisd, alwaar hij na enige tijd contact heeft opgenomen met de Nederlandse autoriteiten, gericht op zijn terugkeer die vervolgens op 5 september 2011 heeft plaatsgevonden. Hij is daarna geplaatst in de penitentiaire
inrichting(en) Vught. Op 20 december 2011 is besloten tot hervatting van de dwangverpleging. Op 29 februari 2012 is klager geselecteerd voor FPC de Pompestichting, alwaar hij thans verblijft. Bij brief van 31 mei 2012 heeft klager verzocht om
overplaatsing naar Veldzicht. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 22 juni 2012 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De behandeling van klager binnen de Pompestichting komt niet van de grond. Klager verblijft sinds 6 maart 2012 in de Pompestichting. Tot op heden is geen behandelplan opgesteld, terwijl dit op
grond van artikel 16 van de Bvt binnen drie maanden zou moeten plaatsvinden. Hoewel klager steeds tracht met het hoofd behandeling en staf in gesprek te gaan, wordt hij genegeerd. Klager heeft hierover een beklag ingediend. Dit beklag is gegrond
verklaard. Hij voelt zich erg tekort gedaan. Klager heeft van het hoofd behandeling vernomen, dat de Pompestichting van plan is een langdurig traject voor klager uit te zetten. Klager kan zich hiermee niet verenigen. In het kader van de laatste
verlenging van de tbs-maatregel is door psychiater O. op 2 december 2011 een rapport uitgebracht waarin juist wordt geadviseerd de behandeling van klager niet te richten op een algehele nieuwe behandeling, maar op een gestructureerde resocialisatie.
Klager wil worden overgeplaatst naar Veldzicht. Hij is bekend met deze kliniek en heeft aldaar eerder een behandeling ondergaan.
Klager wil met zijn partner gaan trouwen, die ook in Veldzicht verblijft. Door overplaatsing naar Veldzicht zouden er geen problemen kunnen ontstaan in verband met het aanvragen van sociaal verlof. Zij zouden elkaar vaker kunnen zien. Klager begrijpt
niet hoe de psychiater heeft kunnen aangeven dat hij niet naar Veldzicht zou willen. De desbetreffende passage in het rapport staat ook tussen aanhalingstekens, hetgeen kan betekenen dat het niet klagers eigen woorden zijn. Klager heeft destijds naar
zijn oordeel nadrukkelijk aangegeven dat hij wel in Veldzicht geplaatst wil worden. Toen klager in Griekenland verbleef heeft hij contact gehad met de maatschappelijk werkster van Veldzicht over zijn terugplaatsing naar Veldzicht. Tijdens klagers
verblijf in het huis van bewaring werd echter aangegeven dat een terugkeer naar Veldzicht niet gewenst werd. Klager ziet er geen gevaar in als hij en zijn partner weer samen zijn. Zij hebben lering getrokken uit de ontvluchting. Momenteel hebben zij
over en weer geen bezoek, maar enkel telefonisch contact. Klager meent dat de thans opgelegde beperking met zijn partner niet noodzakelijk is, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Klager wil zijn recht op familieleven niet verder laten
inperken. Samen kunnen zij elkaar in evenwicht houden, waardoor een eventuele terugkeer in de samenleving sneller en gemakkelijker verwezenlijkt kan worden. Dit is het uiteindelijke doel van de tbs-behandeling.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager verblijft te kort in de Pompestichting om conclusies te kunnen trekken over zijn behandelingsprognose aldaar. Overplaatsing naar een andere kliniek is
(vooralsnog) vanuit behandelinhoudelijk oogpunt niet geïndiceerd. Een geleidelijke resocialisatie in kleine stappen, zoals door psychiater O. voorgesteld, kan vanuit de Pompestichting gerealiseerd worden. Essentieel is wel dat klager meewerkt aan zijn
behandeling. Een overplaatsing naar Veldzicht is contrageïndiceerd vanwege de geschiedenis van het verblijf van klager en van zijn partner in Veldzicht. Klager heeft zich op 12 juli 2011 onttrokken aan het toezicht van de reclassering en is naar het
buitenland vertrokken. Hij heeft zijn partner geholpen bij haar ontvluchting. Veldzicht heeft aangegeven geen voorstander te zijn van heropname van klager, omdat dit klagers behandeling en die van zijn partner niet ten goede zal komen. Ook psychiater
O.
adviseert klager niet opnieuw op te nemen in Veldzicht.

4. De beoordeling
De Staatssecretaris heeft zich niet laten vertegenwoordigen tijdens de mondelinge behandeling van het beroep, ondanks de uitnodiging hiervoor van 17 oktober 2012. Naar later is gebleken heeft de uitnodiging de desbetreffende persoon op het departement
niet bereikt. De beroepscommissie ziet hierin geen onvoorwaardelijke aanleiding de behandeling van het beroep aan te houden. Dit betekent dat voor de beoordeling van het beroep - tenzij zich ter zitting nieuwe gegevens zouden voordoen die alsnog tot
aanhouding nopen - enkel rekening zal worden gehouden met het in de voorprocedure door de Staatssecretaris overgelegde schriftelijke standpunt.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager wil worden overgeplaatst naar Veldzicht. In het kader van de verlengingsprocedure van klagers tbs-maatregel is door psychiater O. op 2 december 2011 een pro justitiarapport uitgebracht over onder meer de verdere behandeling van klager. De
rapporteur adviseert geen nieuwe langdurige klinische behandeling, maar deze te richten op een geleidelijke resocialisatie en kleinere stappen. Een hernieuwde behandeling in Veldzicht wordt door de rapporteur niet aanbevolen. De beroepscommissie
begrijpt de rapportage aldus dat klager tijdens het onderzoek zelf eveneens heeft aangegeven niet naar Veldzicht te willen, hetgeen naar de mening van de beroepscommissie ook om andere redenen verstandig is. Klager is op 6 maart 2012 geplaatst in de
Pompestichting. Een overplaatsing naar een andere inrichting op deze korte termijn zonder dat reeds conclusies kunnen worden getrokken over klagers behandelprognose ligt niet in de rede. De omstandigheid dat niet binnen de in artikel 16 van de Bvt
gegeven termijn een verplegings- en behandelplan aan klager is uitgereikt, doet hieraan niet af. Hier komt bij dat een plaatsing in Veldzicht op bezwaren stuit vanwege klagers behulpzaamheid bij de ontvluchting op 12 juli 2011 van zijn partner. De
beroepscommissie begrijpt uit het verweerschrift van de Staatssecretaris van 24 augustus 2012 dat Veldzicht om die reden geen voorstander is van een heropname van klager in Veldzicht, nu dit zijn behandeling en die van zijn partner niet ten goede zou
komen. De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 11 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven