Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0619/GV, 15 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/619/GV

betreft: [klager] datum: 15 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Vlu, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 maart 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
De Minister geeft aan geen vertrouwen te hebben in een goed verloop van het verlof. Hierbij is aangevoerd dat klager gedurende een eerder opgelegde proeftijd opnieuw geweldsdelicten heeft gepleegd, dat er sprake zou zijn van snellerecidive en dat er een reëel gevaar zou bestaan op confrontatie met het slachtoffer. Bovendien wordt gewezen op de aard en ernst van de gepleegde delicten.
Verlofverlening dient (mede) om de terugkeer van klager in de samenleving makkelijker te laten verlopen en heeft derhalve een resocialiserende functie. Dit belang wordt door de argumenten van de Minister geenszins teniet gedaan.
Klager werd tot een aanzienlijke gevangenisstraf veroordeeld en heeft in dat vonnis berust. Indien er tijdens een proeftijd strafbare feiten gepleegd worden, is het aan de officier van justitie om tenuitvoerlegging van devoorwaardelijke straf te vorderen. Het mag in zijn algemeenheid echter geen reden zijn om verlof te weigeren.
De stelling dat er een reëel gevaar zou bestaan op confrontatie met het slachtoffer is volledig uit de lucht gegrepen. Klager kent het slachtoffer niet en heeft daarnaast nooit blijk gegeven van rancunes ten aanzien van de aangever.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op grond van informatie van de politie en het openbaar ministerie bestaat er geen vertrouwen in een goed verloop van een verlof.
Uit de informatie blijkt dat klager tijdens een eerder opgelegde proeftijd opnieuw (gewelds)delicten heeft gepleegd. Het openbaar ministerie heeft op grond van de snelle recidive en de aard en ernst van de gepleegde delictennegatief geadviseerd. De politie adviseerde eveneens negatief, omdat er een reëel gevaar bestaat op confrontatie met het slachtoffer.
Het Uittreksel Justitieel Documentatieregister maakt melding van een grote recidivestaat en geeft aan dat klager al vanaf jonge leeftijd in aanraking is met justitie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het detentieberaad van de locatie De IJssel adviseert het gevraagde verlof toe te staan. Klager is rustig en draait goed mee met het afdelingsregime en heeft een verzoek tot het volgen van een vakopleiding gedaan in het kader vaneen maatschappelijk integratietraject. Dit verzoek is nog in behandeling. Hij heeft geen problemen met medegedetineerden en zijn benadering van het personeel is correct en beleefd. Hij scoorde negatief bij een op 13 februari 2002afgenomen urinecontrole.
Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd. Klager is veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf wegens straatroof en een gewapende overval op een restaurant. Hij heeft deze feiten zeer kort na elkaar gepleegd. Uit hetUittreksel Justitieel Documentatieregister blijkt bovendien dat hij al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Gelet op de aard en ernst van het delict, de daaruit voortvloeiende maatschappelijke onrust die een verlof bijhet slachtoffer en de leefomgeving kan veroorzaken en het recidivegevaar, is negatief geadviseerd.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft negatief geadviseerd wegens het gevaar voor confrontatie met het slachtoffer van de beroving omdat dat slachtoffer ook in de gemeente Spijkenisse woont.
Bovendien zijn er nog twee opsporingsonderzoeken tegen klager in behandeling.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens straatroof en een gewapende overval. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 31 oktober 2002.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van die straf.
Klager heeft weliswaar tijdens de proeftijd van een hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf de delicten gepleegd waarvoor hij thans gedetineerd is, maar dit zou in de eerste plaats tot gevolg moeten hebben dat de officier vanjustitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf vordert. Dit is achterwege gebleven. Dit heeft dan niet zonder meer tot gevolg dat het verlof op deze grond afgewezen dient te worden. Uit de stukken komt naarvoren dat klagers functioneren door unit 2 van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel en door het huis van bewaring De Schie te Rotterdam - waar hij voordien verbleef - als positief wordt ervaren.
Gelet op de naderende v.i.-datum en de positieve adviezen van voormelde inrichtingen, dient thans aan het belang van klager doorslaggevende betekenis te worden toegekend.
De beroepscommissie overweegt hierbij nog het volgende.
Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, kenmerk 733726/98/DJI) kunnen ten aanzien van klager voorwaarden worden gesteld die kunnen inhouden dat hij zich dientte onthouden van contact met de slachtoffers en van cafébezoek.
De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestredenbeslissing te worden vernietigd.
De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven